Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting inhoud brief
RP-P-1896-A-19368-2967Interieur van een apotheek op de titelpagina van J. Halmaal, Ontleding over d’Amsterdamsche apotheek (1689), kopergravure van Jan Luyken, Collectie Rijksmuseum Amsterdam, RP-P-1896-A-19368-2967De chirurgijn Johan Simon sr. schrijft op 11 januari 1672 uit Suriname aan de apotheker Jacobus van der Hoeve in Vlissingen en bevestigt de ontvangst van een zending medicamenten, waarvan er bij aankomst twee bedorven bleken te zijn.
Hij had zijn zoon een lijst van benodigde medicijnen gegeven, waaronder jeneverbesolie (oleum juniperi veri), waaraan hij het dringendst behoefte heeft. Hij vraagt die met spoed te sturen en ook een hoeveelheid unguentum dialthea compositum, laudanum en emplastrum Paracelsi.
Hij wil graag weten of Van der Hoeve tevreden was met het toegezonden letterhout.
Vervolgens geeft hij een lijst van negen medicamenten die hij graag wil ontvangen.
Als de Staten van Zeeland willen weten wat voor medicijnen hij nodig heeft, dan moet Van der Hoeve de lijst raadplegen van de standaardmedicijnkist van de scheepschirurgijn, die in ieder geval dertien medicamenten moet bevatten die hij opsomt. Van der Hoeve mag daaraan toevoegen wat hem goeddunkt. Op het moment dat Simon sr. schrijft heeft hij zelfs een tekort aan oud lijnwaad, zodat hij bindsels moet maken van papier (dat in die tijd gelukkig nog wel van lompen is gemaakt).

Jacobus van der Hoeve
De geadresseerde, Jacobus van der Hoeve, was blijkens de brief apotheker te Vlissingen.
Het doopregister kent een Jacobus v.d. Hoeve, getrouwd met Ursilla v.d. Bussche, welk echtpaar vier kinderen had: Marie, gedoopt 22 juni 1659, Jasper, gedoopt 21 mei 1665, Catarina, gedoopt 7 juni 1669, en Constantia, gedoopt 30 januari 1671.[1] Blijkens archiefstukken in het Zeeuws Archief werd Van der Hoeve tweemaal door de Staten van Zeeland betaald voor levering van medicamenten aan Johan Simon.[2] De hier behandelde brief is niet aangekomen, waarschijnlijk ook niet in duplicaat.

Johan Simon sr.
De brief bevat geen afzendersnaam. Bij vergelijking met handschrift en ondertekening in andere brieven blijkt de afzender Johan Simon sr.[3] te zijn.
Een Jan Sijmon afkomstig uit Calais (Calis) legde op 11 oktober 1653 de eed af als poorter van Vlissingen.[4] Uit de plaats van herkomst, Calais, en het feit dat hij met zijn handelsrelatie Adam Vessuijp en met zijn zoon in het Frans correspondeert valt af te leiden dat zijn moedertaal Frans is. Zijn beheersing van het Nederlands is nog niet volmaakt.
Zijn vrouw wordt nergens vermeld. Zij is waarschijnlijk voor 1667 al overleden. In een van de brieven stelt Simon dat zijn dochter erfgenaam van haar overleden grootvader is;[5] met die grootvader is dan vermoedelijk de vader van Simons vrouw bedoeld; de dochter erft in de plaats van haar overleden moeder.
Simon heeft een zoon Johan Simon jr. en een niet bij name genoemde dochter, die in Vlissingen verblijven. In een van de brieven is sprake van kostgeld, te weten £ 50, dat voor de dochter moet worden betaald aan de zuster van Johan Simon, bij wie zij in huis is.[6], een aanwijzing te meer dat haar moeder niet meer in leven is. Johan Simon wil graag dat zijn dochter naar Suriname komt, want hij kan het kostgeld niet meer opbrengen. Wat Johan jr. betreft ziet hij hem het liefst bij een patroon in de leer gaan, bijvoorbeeld bij een barbier. Als dat niet lukt, moet ook hij naar Suriname komen.[7]
In een brief aan zijn zoon schrijft Simon dat hij erg ontevreden is over een zending kleding en schoeisel die Johan jr. hem heeft gestuurd.[8]
Simon is behalve chirurgijn ook koopman, in enkele brieven is sprake van transacties met suiker.[9]

Jan Sijmon(s) werd in 1667 als chirurgijn in dienst van de Staten van Zeeland uitgezonden naar Suriname. [10] De drogisterij van de weduwe van Lowijs Wils levert hem winkelwaren.[11]. Apotheker Jacobus van der Hoeve levert hem medicamenten. [12] Vier jaar later levert Van der Hoeve aan Simon  goederen ten behoeve van de soldaten.[13]
In Middelburg is Servaes van de Groenewal de gemachtigde van Simon, hij neemt tweemaal betaling voor de gage van Simon in ontvangst.[14] In 1685 ontvangt Simon, dan aangeduid als ‘gewesen sirurgijn’, de laatste gagebetaling van de Staten van Zeeland.[15] Uit deze stukken blijkt dat Simon achttien jaar als chirurgijn in dienst van de Staten van Zeeland is geweest.
In Suriname is Johan Simon in 1672 de buurman van Cornelis Fransen Cudde zoals blijkt uit een brief van de laatste aan zijn vrouw in Vlissingen.[16]

HCA 30 1059 I Jacobus van der Hoeve apothecaris Vlissingen 11 januari 1672 lijstLijst van Johan Simon sr. met gevraagde medicamentenAndere brieven van Johan Simon
*HCA 30 1059 I Servaes Groenewal Simpelhuisstraat Middelburg 11 januari 1672
*HCA 30 1059 I Adam Vessuijp koopman Vlissingen januari 1672 12 januari 1672 FRA
*HCA 30 1059 I Servaes Groenewal Simpelhuisstraat achter stadhuis Middelburg 13 januari 1672
*HCA 30 223 BaB Servaas van de Groenewal Lange Noordstraat 6-8 (in Roode Leeuw) Middelburg 1672
*HCA 30 1059 I Johan Simon ten huize van Adam Vessuijp Vlissingen 13 januari 1672 FRA
*Brief waarin Johan Simon wordt genoemd als buurman:
HCA 30 223 BaB huisvrouw Cornelis Fransen Cudde Vlissingen 7 september 1672 
*HCA 30 1059 I Jacobus van der Hoeve apothecaris Vlissingen 11 januari 1672

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabijgelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Noten
[1] Zeeuws Archief (ZA) 7387-5673 Vlissingen, uittreksels uit de doopregisters van de Nederduits hervormde gemeente ca. 1585 – 1808 folio’s 104, 113, 119 resp. 121.
[2] ZA, GIDS102 Gids Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692), inv. nr. 352 Aan Jacobus van der Hoeven, apotheker te Vlissingen, voor leverantie van diverse medicamenten aan mr. Jan Sijmons aangenomen als chirurgijn volgens ordonnantie van 8 september 1667 en
inv. nr. 942 Aan Jacobus van der Hoeven, apotheker te Vlissingen, voor leverantie van goederen aan de soldaten door Johan Sijmonsen volgens ordonnantie van 13 augustus 1671.
[3] Johan Simon is de naam die hijzelf in de ondertekening van zijn brieven gebruikt. In de stukken komen ook de voornamen Jan en Jean en de achternamen Sijmon en Sijmonssen voor.
[4] ZA, 7387 Familie van der Swalme, 1772-1848 inv. nr. 5675.
[5] The National Archives (TNA), High Court of Admiralty (HCA) 30 1059 I Servaes Groenewal Simpelhuisstraat Middelburg 11 januari 1672.
[6] TNA, HCA 30 1059 I Servaes Groenewal Simpelhuisstraat Middelburg 11 januari 1672.
[7] TNA, HCA 30 1059 I Adam Vessuijp koopman Vlissingen januari 1672 12 januari 1672 FRA.
[8] TNA, HCA 30 1059 I Johan Simon ten huize van Adam Vessuijp Vlissingen 13 januari 1672 FRA.
[9] TNA, HCA 30 1059 I Servaes Groenewal Simpelhuisstraat Middelburg 11 januari 1672; HCA 30 223 BaB Servaas van de Groenewal Lange Noordstraat 6-8 (in Roode Leeuw) Middelburg 1672.
[10] ZA, GIDS102 Gids Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692) inv. nr. 23 Aan Willem Stangeniete, kamerbewaarder van de Staten van Zeeland, voor voorgeschoten penningen aan ingenieur Willem Mogge, chirurgijn Jan Simon en Pieter Versterre volgens ordonnantie van 19 augustus 1667.
[11] idem, inv. nr. 18 Aan weduwe van Lowijs Wils, houdende een drogisterijwinkel binnen Middelburg, voor leverantie van winkelwaren aan mr. Joan Sijmon, chirurgijn, volgens ordonnantie van 29 september 1667.
[12] idem, inv. nr. 352 Aan Jacobus van der Hoeven, apotheker te Vlissingen, voor leverantie van diverse medicamenten aan mr. Jan Sijmons aangenomen als chirurgijn volgens ordonnantie van 8 september 1667.
[13] idem, inv. nr. 942 Aan Jacobus van der Hoeven, apotheker te Vlissingen, voor leverantie van goederen aan de soldaten door Johan Sijmonsen volgens ordonnantie van 13 augustus 1671.
[14] idem, inv. nr. 1046 Aan Servaes van de Groenewal, van Middelburg, gemachtigde van Jan Sijmon, voor twaalf maanden gage volgens ontvangstbewijs door Servaes van de Groenewal en inv. nr. 1379 Aen Servaes van de Groenewal, van Middelburg, gemachtigde van Jan Sijmon, voor twaalf maanden gage voor de chirurgijn Jan Sijmons volgens ordonnantie van 8 januari 1672.
[15] idem, inv. nr. 1576 Aan Jan Sijmons, meester chirurgijn in Suriname, voor betaling van zijn diensten volgens ordonnantie van 30 april 1685.
[16] TNA, HCA 30 223 BaB huisvrouw Cornelis Fransen Cudde Vlissingen 7 september 1672.

Deze context hoort bij de volgende brief
*HCA 30 1059 I Jacobus van der Hoeve apothecaris Vlissingen 11 januari 1672