Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting inhoud brief

FO069440Tekening van het West-Indische Huis in de Lange Delft te Middelburg, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 69440Johannes de Graaff stuurt als gouverneur van de eilanden Sint Eustatius, Saba en Sint Maarten op 18 januari 17881 uit Sint Eustatius een brief aan de kamer Zeeland van de WIC in Middelburg met een ladingmanifest van het schip de Anthony, schipper Augustinus Hansen.
De lading van het schip bestaat uit 178 vaten suiker met een bruto gewicht van 178.000 pond en 383 zakken koffiebonen, wegende bruto 42.130 pond.
Tevens gaat erbij een beëdigde verklaring van goede trouw van schipper en stuurman van de Anthony, vastgesteld in aanwezigheid van de getuigen Joseph Roda en Christiaan Mancke alsmede de secretaris Alexander Le Jeune.

Johannes de Graaff

Johannes de Graeff” width=Johannes de Graeff, gouverneur van St. Eustatius, Saba en St. Maarten, schilderij uit de collectie van: New Hampshire Statehouse, Concord, New Hampshire (VS)Johannes de Graaff, in 1729 geboren op Sint Eustatius en aldaar overleden in 1813, was de zoon van Simon de Graaff, raadslid op Sint Eustatius. Hij was in de periode 1751-1776 secretaris en raad van Sint Eustatius, Saba en Sint Maarten en in de periode 1776-1781 commandeur van die eilanden.
De Graaff huwde Maria Heyliger, de dochter van oud-commandeur Abraham Heyliger Pzn; na haar overlijden trouwde hij met Judith Godet, weduwe van George Maxwell en dochter van raadsheer Maarten Deborois Godet.
De Graaff werd op 15 juli 1751 geïnstalleerd als secretaris. Op 5 september 1776 werd hij beëdigd als opvolger van commandeur Heyliger. Zijn eerste activiteit als commandeur was de opening van de haven voor Noord-Amerikaanse schepen. Volgens viceadmiraal graaf Lodewijk van Bylandt, in de periode met acht schepen in de West om de handel te beschermen, was De Graaff een van de rijkste planters en kooplieden van het eiland, destijds de Gouden Rots genoemd, die velen van zich afhankelijk had gemaakt door het geven van geld op hun plantages. Zijn strategie was om weduwen van planters in het onderhoud te voorzien, met als voorwaarde dat na overlijden van de weduwe de plantage zijn eigendom zou worden, zo werd hij de grootste grondbezitter van het eiland met ook de meeste slaven.

Johannes de Graaff is vooral bekend vanwege het zogenaamde ‘First Salute’, het vanaf Fort Oranje afgevuurde saluut aan het Amerikaanse kaperschip Andrew Doria, dat op 16 november 1776 de rede van Sint Eustatius opvoer met aan boord de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring. De Graaff besloot het saluut van het Amerikaanse fregat te beantwoorden met elf saluutschoten.
De Amerikanen interpreteerden het onmiddellijk als de eerste erkenning door een buitenlandse mogendheid van hun onafhankelijkheid en De Graaff werd als held geëerd. Voor de Engelsen was deze begroeting van de nieuwe Amerikaanse vlag een zoveelste affront bovenop de steun die de opstandige koloniën vanaf het eiland werd verleend. Het was een van de aanleidingen voor de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) tussen de Republiek der Verenigde Nederlanden en Groot-Brittannië. Onder druk van de Engelsen werd De Graaff ter verantwoording naar de Republiek ontboden, maar hij werd van alle blaam gezuiverd nadat zijn visie was gehoord.[1]
Op 20 december 1780 verklaarde Engeland de oorlog aan de Republiek, dat neutraliteit en vrijheid van handel voorop stelde. De Vierde Engels-Nederlandse Oorlog leidde op 3 februari 1781 tot de bezetting van Sint Eustatius door de Britse admiraal George Brydges Rodney, die tegelijk de tientallen voor anker liggende schepen buitmaakte. Er was nauwelijks enige militaire bezetting op het eiland en De Graaff gaf zich binnen een uur over. Het hele eiland werd afgezocht naar kostbaarheden. De Graaff en een gedeelte van de mannelijke joodse bevolking moesten het eiland binnen een dag verlaten, de joodse mannen werden overgebracht naar St. Kitts, de Graaff moest mee naar Londen. De admiraal had zijn troepen de joodse bannelingen laten fouilleren, vanwege goudstukken die zij in hun kleding verstopt hadden en plunderde het gehele eiland. Eind 1781 keerde De Graaff naar Sint Eustatius terug, waar hij in 1813 overleed.[2] 

Alexander Le Jeune
Le Jeune was afkomstig van Bergen op Zoom. Hij trouwde op 12 augustus 1776 met Maria Huurman, afkomstig van Schiedam. In 1776 werd Le Jeune secretaris tevens vendumeester van Sint Eustatius als opvolger van Johannes de Graaff. Zij konden het samen zo slecht vinden dat De Graaff hem ontsloeg.[3] 

De Vierde Engelse Oorlog


Verovering van St. Eustatius door de Engelsen op 2 februari 1781, anonieme prent, Rijksmuseum Amsterdam, RP-P-OB-79.398
Tussen 1688 en 1780 bestond tussen Groot-Brittannië en de Republiek meer dan negentig jaar lang een militaire alliantie met wederzijdse verplichtingen. De Republiek had zijn vloot decennialang verwaarloosd en kon daaraan eigenlijk niet meer voldoen. Daar stond tegenover dat Britse kapers en marineschepen in de vele oorlogen met Frankrijk op grote schaal neutrale Nederlandse koopvaardijschepen opbrachten. De wederzijdse irritatie bereikte een hoogtepunt toen gouverneur Laurens de Graaff in 1776 een militair saluut bracht aan het Amerikaanse kaperschip Andrew Doria op de rede van St. Eustatius. Dat was een erkenning van de VS nog voordat welk ander land dat gedaan had. De Britten ergerden zich aan de grootschalige buskruit- en wapenexport die vanuit het kleine eilandje werd bedreven met de Amerikaanse opstandelingen en ondanks Nederlandse toezeggingen ongehinderd doorgang bleven vinden. Een reeks aan incidenten leidde in de daaropvolgende jaren tot het uitbreken van de oorlog. Een belangrijke aanzet daartoe was het onderscheppen van een handelsverdrag tussen de stad Amsterdam en de VS, in geval deze onafhankelijk zouden zijn. Deze papieren werden aangetroffen bij Henry Laurens, die vanuit de VS op weg was naar de Republiek om het ambt van ambassadeur te gaan vervullen. De directe aanleiding tot de oorlog vormde de aansluiting van de Republiek bij het Verbond van Gewapende Neutraliteit met onder meer Rusland, Denemarken en Zweden. Voordat dit kon worden geratificeerd besloot Groot-Brittannië op 20 december 1780 de oorlog te verklaren. Binnen enkele maanden werden meer dan vierhonderd Nederlandse schepen buitgemaakt door de Royal Navy en Britse kaperschepen, die met honderden tegelijk de Noordzee bevolkten. Voordat een waarschuwing West-Indië had bereikt slaagde admiraal George Rodney er met een Britse vloot in om op 3 februari 1781 St. Eustatius te veroveren en alle voor anker liggende schepen op te brengen; een miljoenenstrop voor de Republiek. Ook de kolonies Suriname, Essequebo en Demerary werden ingenomen. Door de aanwezigheid van de marine bleef Curaçao wel in Nederlandse handen.[4]
De enige zeeslag van de oorlog was die bij Doggersbank op 5 augustus 1781, die eindigde in een remise. Als er al van een slag gesproken kan worden, want feitelijk waren het niet meer dan twee eskaders van acht schepen die beide een konvooi escorteerden en elkaar troffen.
Na een korte strijd, waarbij amper andere belangrijke gevechtshandelingen plaats vonden kwam het op 26 januari 1783 tot een wapenstilstand tussen beiden landen. Pas op 20 mei 1784 werd een ongunstige vrede gesloten, waarbij de Republiek vooral in Oost-Indië gebied verloor.

Literatuur
*Johan Francke, ‘St.-Eustatius’, in Encyclopedie van Zeeland..
*__________, Al die willen te kaap’ren varen. De Nederlandse commissievaart tijdens de Vierde Engelse Oorlog, 1780-1784 (Zutphen, 2019).
*L. Knappert Geschiedenis van de Nederlandsche Bovenwindsche eilanden in de 18de eeuw
Antilliaanse Reeks Deel III (Amsterdam: S. Emmering 1979; onveranderde herdruk van de eerste uitgave ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff 1932).
*Erik Schumacher ‘Een opportunistisch saluut aan het nieuwe Amerika’ Historisch Nieuwsblad 7/2012.
*Barbara W. Tuchman Het eerste saluutschot: de Amerikaanse vrijheidsstrijd en de Republiek (1988) (oorspronkelijke titel The First Salute: A View of the American Revolution (Random House 1989)).

Noten
[1] NA, toegang 1.05.01.02, Inventaris van het archief van de Tweede West-indische Compagnie (WIC), (1624) 1674-1791 (1800) inv. nr. 639 Deductie en memorie van Johannes de Graaff, commandeur van Sint Eustatius betreffende beschuldigingen geuit door de ambassadeur van Engeland in de zaak van de Amerikaanse koloniën en hun schepen. Met bijlagen.
[2] Knappert, Geschiedenis van de Nederlandsche Bovenwindsche eilanden …, passim.
[3] Knappert, Geschiedenis van de Nederlandsche Bovenwindsche eilanden in de 18de eeuw.
[4] Johan Francke Al die willen te kaap’ren varen. De Nederlandse commissievaart tijdens de Vierde Engelse Oorlog, 1780-1784 (Zutphen, 2019). Zie hoofdstuk 1. 

Deze contextinformatie hoort bij de volgende brieven:
*HCA 30 340 WIC Kamer Zeeland Middelburg 18 januari 1781 
*HCA 30 339 WIC Kamer Zeeland Middelburg 29 januari 1781 
*HCA 30 339 WIC Kamer Zeeland Middelburg 30 januari 1781