Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

St ChristoffelKaart van St. Christoffel (het huidige St. Kitts) uit 1729. De Zeeuwse nederzetting Caap Ster bevind zich in het uiterste noordwesten van het eiland, bron: Wikimedia CommonsOp 23 maart 1664 vraagt vader Lambrecht Verbrugge zijn zoon Andries, verblijvende te St. Christoffel (St. Kitts), naar zijn gezondheid. Het gaat goed met zijn vrouw en hem in Vlissingen, maar Lijsabet, de zus van Andries, heeft een zweer onder haar oksel. Vader hoopt dat het haar gauw beter gaat. Hij doet Andries de groeten namens diens vrienden en vraagt hem zijn broer Geleijn de groeten te doen namens hem, zijn vrouw en familie. De verkoop van waren gaat redelijk goed: indigo levert 33 stuivers (het pond) op, ofwel fl. 1,65 en suiker 9 groten Vlaams (ofwel fl. 2,70 per pond).
Verder weet vader niets te schrijven, behalve dat hij en zijn vrouw hem aanbevelen ‘in de beschermijnge des Almogende Godt.’ Ook krijgt Andries nog een ‘goede nacht’ van Catelijntje, met het verzoek haar een ‘leckertje’ mee te brengen uit West-Indië.

Andries en Geleijn Verbrugge
Vermoedelijk is Andries Verbrugge een tweede kind met die naam, nadat een eerder kind is overleden. Uit het huwelijk van Lambrecht Verbrugge en Mayken Joris werd op 19 juni 1635 namelijk een Andries gedoopt in de Nederduitsch gereformeerde kerk, maar op 6 oktober 1641 werd opnieuw een Andries Verbrugge gedoopt die nu als ouders Lambrecht Verbrugge en Maaijken T(h)oors had.[1] Vermoedelijk is dit de Andries die wordt aangeschreven. Deze zou dan 22 jaar zijn geweest toen hij de brieven op St. Christoffel ontving. Lambrecht Verbrugge trad op 17 april 1632 met Maaijken Thoors in het huwelijk. Andries Verbrugge is na 1664 vermoedelijk teruggekeerd naar Vlissingen, want op 26 oktober 1669 ging hij in ondertrouw met Appollonia Quirijns in de Nederduits gereformeerde kerk.[2] 
Zowel Andries als Geleijn Verbrugge zijn blijkbaar kooplieden die zelf naar de West reisden om hun koopwaar aan de man te brengen. Geleijn heeft het in zijn brief over gereedschap dat hij heeft achtergelaten, hij is dus blijkbaar ook op St. Chritoffel geweest, en rept van de mogelijkheid om met kapitein Jan Andriessen mee te reizen. Van Geleijn is bekend dat hij in Vlissingen woonde. Broer Antheunis werd op 30 oktober 1633 gedoopt in de Gereformeerde kerk. Vader en moeder zijn Lambrecht Verbrugge en Mayken Joris. Andries werd op 19 juni 1635 gedoopt, en was dus 28 jaar toen hij naar St. Christoffel reisde. Andries Verbrugge is na 1664 vermoedelijk teruggekeerd naar Vlissingen, want op 26 oktober 1669 ging hij in ondertrouw met Appollonia Quirijns in de Nederduits gereformeerde kerk.[3]
De HCA-collectie van TNA telt in totaal zestien brieven aan Andries Verbrugge, zes uit 1663 en negen uit 1664.

De Tweede Engelse Oorlog (1665-1667)
Strenge scheepvaartwetten van de Britten, die onder meer export van Britse goederen naar niet-Britse landen door buitenlanders verboden, lagen ten grondslag aan de oorlog tussen de Republiek en Groot-Brittannië. Ook constante conflicten in de koloniale gebieden vormden hiervoor de aanleiding. Zo veroverden de Britten in 1664 Curaçao en Nieuw-Amsterdam en werden door Robert Holmes Nederlandse forten op de Afrikaanse kust ingenomen. De Ruyter, die op strafexpeditie naar Afrika en West-Indië werd gestuurd, heroverde deze forten weer. Een door de Staten-Generaal in oorlog geïnitieerde actie die tegenwoordig nogal eens volstrekt buiten de context wordt uitgelegd als zou De Ruyter hiermee bewust de slavenhandel en slavernij in stand gehouden hebben.
De oorlog werd vooral ter zee uitgevochten. De Britten namen 522 Nederlandse koopvaardijschepen buit. Tijdens deze oorlog zat het de Britten niet mee. In 1665 brak de pest uit in Londen en op 12 september 1666 woedde een grote brand in de stad. De eerste zeeslag, die van 13 juni 1665 in de Slag bij Lowestoft werd nog gewonnen door de Britten, maar in de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) trokken de Nederlanders aan het kortste eind. De Tweedaagse Zeeslag (4 augustus 1666) was wederom een overwinning voor de Britten, waarna Terschelling in de as werd gelegd. Raadpensionaris Johan de Witt revancheerde zich met een plan om de thuisbasis van de Engelse vloot aan te vallen. Tussen 19 en 24 juni 1667 voer een vloot onder De Ruyter de Thames op en vernietigde bij Chatham drie kapitale en tien andere oorlogsschepen en nam het vlaggenschip HMS Royal Charles op sleeptouw als buit mee naar de Republiek. Op 31 juli 1667 werd de Vrede van Breda gesloten tussen beide mogendheden.

St. Christoffel

Caap Ster St ChristoffelZicht op Caap Ster op St. Christoffel, het huidige St. Kitts, heden ten dage, bron: Google MapsSt. Christoffel heet tegenwoordig St. Kitts, ook bekend als Saint Christopher Island, gelegen in de Caribische Zee en behorend tot de Kleine Antillen. Het eiland werd in 1627 door Britse en Franse kolonisten geclaimd en verdeelden het eiland in twee gedeelten. Het midden was voor de Engelsen, de buitenzijden van het eiland voor de Fransen. In de jaren 1650 werd het eiland bevolkt door Europeanen uit vooral Nantes, Dublin en Londen naast Amerikaanse indianen, Afrikanen uit Ardra, Elmina en Loango. Omstreeks 1671 woonden op het eiland zo’n 9.500 mensen: 4.219 Europeanen en 5.420 Afrikaanse slaven.[4]
Blijkens onderzoek van Monique Klarenbeek naar onder meer 139 uit St. Christoffel afkomstige, gekaapte brieven bedreven Nederlanders daar handelsactiviteiten in de zeventiende eeuw.[5] Dat gebeurde vooral vanuit Kaap Ster, gelegen in het zuidwesten van het eiland. De volgende citaten zijn afkomstig uit de doctoraalscriptie van Klarenbeek uit 2006.
‘Phillippe de Longvilliers du Poincy, ridder in de Orde van Malta, sloot als gouverneur van St. Christoffel in 1640 een contract met kooplieden uit Middelburg voor de exclusieve handel op het eiland’ (...) ‘De handel op het eiland was grotendeels in handen van particuliere kooplieden uit de Republiek, net zoals overal in de Caraïbische wateren.’[6]
‘Het grootste deel van de Nederlanders op het eiland was mannelijk en slechts voor een korte periode op het eiland. Ze zijn onder te verdelen in twee groepen. Ten eerste waren er tenminste vijftien vermoedelijk jongere mannen die in opdracht van een koopman of handelshuis uit de Republiek voor enige tijd de zaken waarnamen op het eiland. Deze handelaren hoopten met enig kapitaal, ervaring en een zeker netwerk naar huis terug te keren’.
(…) ‘Ten tweede waren er de reizigers die hun eigen cargazoen begeleidden of die van familie of vrienden. Ze huurden een deel van het schip voor koopwaar die ze op het eiland wilden verkopen om na ontvangst van geld of retourgoederen weer naar de Republiek te vertrekken. Zij woonden niet op het eiland en bleven niet lang.[7]
‘Het waren vooral de Zeeuwen die actief waren in West-Indië, in de WIC, als kolonisten, in de kaapvaart en (…) als particuliere handelaren.’[8]
‘De door de Nederlanders gestimuleerde suikerteelt echter gaf de eilandeconomie pas echt een groeispurt.’[9]

‘Tabak, katoen en suiker waren met de verfstof indigo de exportproducten van het eiland.’[10]
‘Met hun wereldwijde handelsnetwerk en financiële steun droegen de kooplieden uit de Republiek in de eerste helft van de 17de eeuw in hoge mate bij aan de groei van de tabaks- en suikerteelt op het eiland. Door de lage vrachtkosten in de Republiek was het mogelijk verschillende soorten koopwaar tegen een redelijk prijs te leveren. De suiker en de tabak, waarmee de planters de koopwaar betaalden, zorgden voor een bloeiende tabaks- en suikerindustrie in de Republiek. Er bestond een intensieve handelsverbinding tussen de Republiek en het Frans-Engelse eiland, waarbij de schippers van de meer dan honderd Nederlandse schepen die het eiland jaarlijks aandeden, een belangrijke rol speelden. Zij behartigden de belangen van zowel de kooplieden in de Republiek als van de kooplieden op het eiland.
Vanaf 1664 veranderde de situatie, toen eerst Engeland en later Frankrijk met drastische protectionistische maartregelen kwamen om hun eigen handel te stimuleren ten koste van de Nederlandse kooplieden. Tegen de wil van de planters op het eiland werd de handel met de Nederlanders steeds meer aan banden gelegd.’[11]

Literatuur 
*J.R. Bruijn The Dutch Navy of the seventeenth- and eighteenth centuries (Columbia (South Carolina), 1993).
*A. Doedens, Liek Mulder Nederlands-Engelse oorlogen. Door een zee van bloed in de Gouden Eeuw, 1652-1674 (Zutphen, 2016).
*M. Klarenbeek, ‘Grutters op de Antillen: een onderzoek naar de aanwezigheid van Nederlanders op het eiland St. Christoffel op basis van brieven geschreven aan de vooravond van de Tweede Engelse oorlog 1664-1665’ (Universiteit Utrecht, Faculty of Humanities, Theses 2006).
*M. Klarenbeek, ‘Grutters op de Antillen: Particuliere kooplieden uit de Republiek op het eiland Sint Christoffel in de zeventiende eeuw’ in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 32/2 (2013) 20-37.
*Monique Klarenbeek, St. Christopher as a Trade Hub for Dutch Merchants, 1624-1667 (2014).
*Gijs Rommelse, The Second Anglo-Dutch War (1665-1667). Raison d’état, mercantilism and maritime strife (Hilversum 2006).
*Piet van Sterkenburg, ‘”Onse negerssvolc soo kijven omdat negerijnen haer niet en wijlt laten fijke fijke.” Brief van Adriaen Adriaensen vanuit Geuadelupe, 5 december 1664’, in: Erik van der Doe, Perry Moree, Dirk J. Tang (red.), et al., De smeekbede van een oude slavin en andere reisverhalen uit de West. Sailing Letters Journaal II (Zutphen, 2009) 58-68.

Noten
[1] ZA, GAV, toegang 7387, Familie Van der Swalme, 1772-1848, inv.nr. 5673, fol. 58 en 72.
[2] ZA, GAV, toegang, 7357, Hervormde Gemeente te Vlissingen, Kerkenraad en Kerkvoogdij, 1579-1973, inv.nr. 534 en 538.
[3] ZA, toegang 7387, Familie Van der Swalme, inv.nr. 5673, folio 58 en 399; toegang 7357, Hervormde Gemeente Vlissingen, inv.nrs. 634 en 538, folio 5.
[4] Marcus Rediker, Titas Chakraborty and Matthias van Rossum (red.), A Global History of Runaways. Workers, Mobility , and Capitalism, 1600-1850 (Oakland (Cal.), 2019) 63, 67.
[5] M. Klarenbeek ‘Grutters op de Antillen: Particuliere kooplieden uit de Republiek op het eiland Sint Christoffel in de zeventiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 32/2 (2013) 20-37.
[6] M. Klarenbeek (a) ‘Grutters op de Antillen’ enz. p. 11.
[7] idem, 14.
[8] idem, 18.
[9] idem, 26.
[10] idem, 27.
[11] idem, 17, 45.

Deze contextinformatie hoort bij de volgende brief:
*HCA 30 1055 Anderies Verbrugge St. Crestoffel 23 maart 1664