Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting inhoud brief:

St ChristoffelKaart van St. Christoffel (het huidige St. Kitts) uit 1729. De Zeeuwse nederzetting Caap Ster bevind zich in het uiterste noordwesten van het eiland, bron: Wikimedia CommonsGerard Douw schrijft op 1 december 1664 vanuit Basse Terre op St. Christoffel aan zijn zus Christina Bekaerts in Middelburg en bevestigt de ontvangst, op 2 november 1664, van haar brief van 30 augustus. Zijn gezondheid is goed.
Een knecht van Soute is overleden. Zijn ouders wonen in de Drij Swanen op de hoek van de Balans in Middelburg.
Het hart van Douw gaat uit naar de geestelijke vruchten van de kerk en hij zingt daarom vaak en graag psalm 42 en citeert ook uit psalm 120.
Hij bedankt voor het overbrengen van een brief aan een vrouw te Poteijs, hij zou graag weten wat de mening van Christina en haar moeder over haar is.
Van De Klerck, over wie hij niet gunstig oordeelt, heeft hij nog geen brief ontvangen.
In verband met een zekere Isaac en Cornelis citeert hij de apostel Paulus (Romeinen 14:4; verderop 2 Korinthiërs 1:12) en weidt dan uit met veel stichtelijke woorden, in het bijzonder over de viering van de sabbat en feestdagen, hij wijst op het verschil tussen de Joden, die nog onder de wet leven, en de christenen, die, door Christus bevrijd, leven onder de genade, maar desondanks de christelijke leer niet altijd letterlijk nemen door bijvoorbeeld op zondag de dieren te voederen.

Vervolg: gedateerd 9 december 1664:
Douw bevestigt de ontvangst van een brief van 14 september 1664 met daarin verwijten dat hij traag is met schrijven, welke tekortkoming hij toegeeft.
Hij is vereerd dat zij haar brief zelf heeft geschreven en niet aan de secretaris heeft gedicteerd.
Vervolgens zinspeelt hij in vage bewoordingen op een zekere Van der Monde als mogelijke huwelijkspretendent voor zijn zuster, die kennelijk wat al te voortvarend te werk gaat: ‘geloof dat u kasteel wacker besturmt sal werden,’ Hij laat de zaak aan haar over, omdat hij denkt dat ze geen overhaaste beslissingen zal nemen en haar ‘wal’ stevig genoeg is om die avances te weerstaan. Hij besluit met groeten, ook namens zijn vrouw, die zelf ook zou hebben geschreven als de baby niet om haar had geroepen.

Gerard Douw
Voor informatie over Gerard Douw zijn we aangewezen op zijn brieven in het TNA-corpus, die zijn gedateerd 1 en 9 december, tweemaal 8 december en 12 november - 9 december 1664.
*HCA 30 1054 Pieter Pedeceur koopman Middelburg 8 december 1664
*HCA 30 1054 ds. Abraham Coppijn Zuiddorpe 8 december 1664
*HCA 30 1054 Gilles van Rijckegem koopman Middelburg (12 november - 9 december 1664)
Douw is getrouwd en heeft een dochter Sara (ook Zara), geboren op 23 of 25 augustus 1664 op St. Christoffel. Hij heeft een zus, Cristina Bekaerts, in Middelburg. Een zwager, Abraham Coppijn († 1667 of 1668), sinds 1649 predikant in Zuiddorpe en Moerspuifort,[1] is getrouwd met een zus van Gerard Douw.
Het huis De gouden Nagel waar Christina Bekaerts woont, wordt vermeld in de lijst van M. Fokker [2]  met het adres Lomberdstraat C 79; dit huis werd verkocht in 1814. In deze lijst komt de huisnaam De Drij Swanen niet voor. De hoekhuizen van de Balans uit de 17de eeuw zijn er tegenwoordig niet meer en vervangen door nieuwbouw.

Bijbelverwijzingen
In haar proefschrift over gekaapte brieven uit 1672 [3] laat Judith Brouwer zien dat briefschrijvers in die tijd vaak psalmen, met name die in de berijming van Petrus Datheen, citeren en veelvuldig naar Bijbelteksten verwijzen. De eerste brief van Douw aan zijn zus is in dit opzicht illustratief.
Hij citeert de beginregels van psalm 42, die in de berijming van Petrus Datheen [4] luiden:
Als een hert gejaagd, o Heere,
Dat verse water begeert
.’
Verderop citeert hij uit psalm 120 uit de regels:
‘Wee mij! dat ik vreemd’ling moet wezen
in Mesech, vervloekt en misprezen;
Dat ik in Kedars tenten blijven
Moet, daar ze niet dan boosheid bedrijven
.’
Ook haalt hij de apostel Paulus aan in Romeinen 14:4:
‘Wie zijt gij, die eens anderen huisknecht oordeelt? Hij staat, of hij valt zijn eigen heer; doch hij zal vastgesteld worden, want God is machtig hem vast te stellen’ (Statenvertaling 1638).
En verderop waar hij het heeft over ‘vleesselijck sijn’ resoneert 2 Korinthiërs 1:12 waar Paulus zegt: ‘Want onze roem is deze, namelijk de getuigenis van ons geweten, dat wij in eenvoudigheid en oprechtheid Gods, niet in vleselijke wijsheid, maar in de genade Gods, in de wereld verkeerd hebben, en allermeest bij u lieden’ (Statenvertaling 1638).

‘Bloemerherten’ en ‘mafo(e)ij’
‘Bloemerherten’ in de tweede brief is een oude uitroep, waarover het Woordenboek der Nederlanse Taal (WNT) s.v. BLOEM het volgende schrijft.
De vormen bloem, blom, bloemen, bloemend, bloemer enzovoorts, komen voor in een aantal oude uitroepen die niets te maken hebben met het woord bloem, doch vervormingen zijn zooals die in verzekeringen, bezweringen en vloeken zeer veel voorkomen; zoo heeft men: gans bloemen (Vondel 5, 649) naast het gewonere gans bloed (zie Dl. V, kol. 229); van (Gods) bloedend hart maakte men: bloement herte (Vygh, Jaep Rontv. 5, 6 ), gans blommerharten (Westerbaen, Ged. 2, 378 ), blommer hart (v. d. Venne, Sinne-mal 26 ), o bloemerharten (Bredero 1, 152 ), o bloemerherten (1; 233, 272, 288 ), gans bloemerharten (Coster 10 ), blommen hert (Ogier, Seven Hoofts. 6 ), blommen herten (19 en 31 ), blommerhelten (Hooft, War. 33 ); vergelijk ook nog pot-vol-blomme (Dl. V, kol. 231).
Ook ‘mafoij’ of ‘mafoeij’ is een uitroep, kennelijk een verbastering van het Fr. ma foi (mijn geloof).

De Tweede Engelse Oorlog (1665-1667)

RP P OB 81962Zeeslag bij Lowestoft tussen de Nederlandse en Engelse vloot, 13 juni 1665, prent, Petrus Johannes Schotel , Collectie Rijksmuseum Amsterdam, RP-P-OB-81-962Strenge scheepvaartwetten van de Britten, die onder meer export van Britse goederen naar niet-Britse landen door buitenlanders verboden, lagen ten grondslag aan de oorlog tussen de Republiek en Groot-Brittannië. Ook constante conflicten in de koloniale gebieden vormden hiervoor de aanleiding. Zo veroverden de Britten in 1664 Curaçao en Nieuw-Amsterdam en werden door Robert Holmes Nederlandse forten op de Afrikaanse kust ingenomen. De Ruyter, die op strafexpeditie naar Afrika en West-Indië werd gestuurd, heroverde deze forten weer. Een door de Staten-Generaal in oorlog geïnitieerde actie die tegenwoordig nogal eens volstrekt buiten de context wordt uitgelegd als zou De Ruyter hiermee bewust de slavenhandel en slavernij in stand gehouden hebben.
De oorlog werd vooral ter zee uitgevochten. De Britten namen 522 Nederlandse koopvaardijschepen buit. Tijdens deze oorlog zat het de Britten niet mee. In 1665 brak de pest uit in Londen en op 12 september 1666 woedde een grote brand in de stad. De eerste zeeslag, die van 13 juni 1665 in de Slag bij Lowestoft werd nog gewonnen door de Britten, maar in de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) trokken de Nederlanders aan het kortste eind. De Tweedaagse Zeeslag (4 augustus 1666) was wederom een overwinning voor de Britten, waarna Terschelling in de as werd gelegd. Raadpensionaris Johan de Witt revancheerde zich met een plan om de thuisbasis van de Engelse vloot aan te vallen. Tussen 19 en 24 juni 1667 voer een vloot onder De Ruyter de Thames op en vernietigde bij Chatham drie kapitale en tien andere oorlogsschepen en nam het vlaggenschip HMS Royal Charles op sleeptouw als buit mee naar de Republiek. Op 31 juli 1667 werd de Vrede van Breda gesloten tussen beide mogendheden. 

St. Christoffel

Caap Ster St ChristoffelZicht op Caap Ster op St. Christoffel, het huidige St. Kitts, heden ten dage, bron: Google MapsSt. Christoffel heet tegenwoordig St. Kitts, ook bekend als Saint Christopher Island, gelegen in de Caribische Zee en behorend tot de Kleine Antillen. Blijkens onderzoek van Monique Klarenbeek naar onder meer 139 uit St. Christoffel afkomstige, gekaapte brieven bedreven Nederlanders daar handelsactiviteiten in de zeventiende eeuw.[5] De volgende citaten zijn afkomstig uit haar doctoraalscriptie uit 2006.
‘Phillippe de Longvilliers du Poincy, ridder in de Orde van Malta, sloot als gouverneur van St. Christoffel in 1640 een contract met kooplieden uit Middelburg voor de exclusieve handel op het eiland’ (...) ‘De handel op het eiland was grotendeels in handen van particuliere kooplieden uit de Republiek, net zoals overal in de Caraïbische wateren’. [6]
‘Het grootste deel van de Nederlanders op het eiland was mannelijk en slechts voor een korte periode op het eiland. Ze zijn onder te verdelen in twee groepen. Ten eerste waren er tenminste vijftien vermoedelijk jongere mannen die in opdracht van een koopman of handelshuis uit de Republiek voor enige tijd de zaken waarnamen op het eiland. Deze handelaren hoopten met enig kapitaal, ervaring en een zeker netwerk naar huis terug te keren’.
(…) ‘Ten tweede waren er de reizigers die hun eigen cargasoen begeleidden of die van familie of vrienden. Ze huurden een deel van het schip voor koopwaar die ze op het eiland wilden verkopen om na ontvangst van geld of retourgoederen weer naar de Republiek te vertrekken. Zij woonden niet op het eiland en bleven niet lang.[7]
‘Het waren vooral de Zeeuwen die actief waren in West-Indië, in de WIC, als kolonisten, in de kaapvaart en (…) als particuliere handelaren’.[8]
‘De door de Nederlanders gestimuleerde suikerteelt echter gaf de eilandeconomie pas echt een groeispurt’.[9]
‘Tabak, katoen en suiker waren met de verfstof indigo de exportproducten van het eiland.’[10]
‘Met hun wereldwijde handelsnetwerk en financiële steun droegen de kooplieden uit de Republiek in de eerste helft van de 17de eeuw in hoge mate bij aan de groei van de tabaks- en suikerteelt op het eiland. Door de lage vrachtkosten in de Republiek was het mogelijk verschillende soorten koopwaar tegen een redelijk prijs te leveren. De suiker en de tabak, waarmee de planters de koopwaar betaalden, zorgden voor een bloeiende tabaks- en suikerindustrie in de Republiek. Er bestond een intensieve handelsverbinding tussen de Republiek en het Frans-Engelse eiland, waarbij de schippers van de meer dan honderd Nederlandse schepen die het eiland jaarlijks aandeden, een belangrijke rol speelden. Zij behartigden de belangen van zowel de kooplieden in de Republiek als van de kooplieden op het eiland.
Vanaf 1664 veranderde de situatie, toen eerst Engeland en later Frankrijk met drastische protectionistische maartregelen kwamen om hun eigen handel te stimuleren ten koste van de Nederlandse kooplieden. Tegen de wil van de planters op het eiland werd de handel met de Nederlanders steeds meer aan banden gelegd.’[11]

Literatuur

*J.R. Bruijn, The Dutch Navy of the seventeenth- and eighteenth centuries (Columbia (South Carolina), 1993).
*Gijs Rommelse, The Second Anglo-Dutch War (1665-1667). Raison d’état, mercantilism and maritime strife (Hilversum, 2006).
*A. Doedens, Liek Mulder, Nederlands-Engelse oorlogen. Door een zee van bloed in de Gouden Eeuw, 1652-1674 (Zutphen, 2016).
*M. Klarenbeek, ‘Grutters op de Antillen: een onderzoek naar de aanwezigheid van Nederlanders op het eiland St. Christoffel op basis van brieven geschreven aan de vooravond van de Tweede Engelse oorlog 1664-1665’ (Universiteit Utrecht, Faculty of Humanities, Theses 2006).
*M. Klarenbeek, ‘Grutters op de Antillen: Particuliere kooplieden uit de Republiek op het eiland Sint Christoffel in de zeventiende eeuw’ in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 32/2 (2013) 20-37.
*Monique Klarenbeek, St. Christopher as a Trade Hub for Dutch Merchants, 1624-1667 (2014).
*Piet van Sterkenburg, ‘”Onse negerssvolc soo kijven omdat negerijnen haer niet en wijlt laten fijke fijke.” Brief van Adriaen Adriaensen vanuit Geuadelupe, 5 december 1664’, in: Erik van der Doe, Perry Moree, Dirk J. Tang (red.), et al., De smeekbede van een oude slavin en andere reisverhalen uit de West. Sailing Letters Journaal II (Zutphen, 2009) 58-68.

Noten
[1] ZA, 164 Verzameling Genealogische Afschriften, 1600-2017, inv. nr. 962 W.C.M. de Regt, Naamlijst der Predikanten van Zeeland, p. 444.
[2] M. Fokker, Proeve van eene lijst bevattende de vroegere namen der huizen in Middelburg (Middelburg, 1904).
[3] Brouwer, Judith Levenstekens. Gekaapte brieven uit het Rampjaar 1672 (Hilversum: Verloren 2014) p. 83.
[4] Petrus Datheen De Psalmen. Souterreeks (Ebook. Dordrecht: Importantia Publishing 2010)
[5] M. Klarenbeek ‘Grutters op de Antillen: Particuliere kooplieden uit de Republiek op het eiland Sint Christoffel in de zeventiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 32/2 (2013) 20-37.
[6] Klarenbeek ‘Grutters op de Antillen’ enz. p. 11.
[7] idem, 14.
[8 idem, 18.
[9] idem, 26.
[10] idem, 27.
[11] idem, 17, 45.

Bij deze context hoort de volgende brief:
*HCA 30 1054 Cristina Bekaerts Lomberdstraat C 79 in de Gouden Nagel Middelburg 9 december 1664