Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Caap Ster St ChristoffelZicht op Caap Ster op St. Christoffel, het huidige St. Kitts, heden ten dage, bron: Google MapsOp 5 december 1664 stuurt Gerard Dou een brief naar Abelus Attama met informatie over de goederen die hij hem toestuurt, per schip De Roselaer. Abelus had Gerard een brief gestuurd op 3 september of oktober, waarop deze hem op de 13de november daarna terugschreef met de boodschap dat hij hem enige goederen zou sturen, vergezeld gaand van een cognossement met ingesloten factuur.
Gerard schrijft hem dat de laatste schoenen verkocht zijn en had de prijs van de schoenen tegen de prijs van een hoeveelheid suiker willen afwegen. Helaas kon deze transactie geen doorgang vinden: door de langdurige regenval zijn veel suikerrietstengels aangetast, waardoor ze doorgeschoten zijn en onverkoopbaar blijken. Pas nu, na de kerstdagen, zit er vooruitgang in. Met de indigo is het schraal gesteld, hoewel daarvan de laatste tijd goede planten geoogst zijn, waarvan veel werd opgekocht.
Aan de tabak hangt een hoge prijs, waardoor die slecht aan de man te brengen is en toch soms ook wel weer goed verkocht wordt. Onlangs kwam Gerard een partij aalgladde stof tegen, naar hij dacht, in 34 rollen. Hij heeft deze partij in het schip De Roselaer geladen, zodat Abelus de partij in consignatie kan nemen. Een gedeelte daarvan wil hij zelf graag houden en de kosten daarvan komen vanzelfsprekend voor zijn rekening.
Gerard heeft gehoord dat de Engelsen de Menadiën (bij Oost-Jave) hebben aanvaard mits deze hen gerechtigd toekomen. Blijkt dat niet zo te zijn, dan zullen ze de Nederlanders deze teruggeven. En over dat laatste heeft Gerard zo zijn twijfels. De Engelsen zien deze handeling niet zozeer als een verlies voor de Republiek, maar als een gunst, wat een kwelling is voor de Nederlanders. Op die manier zouden alle vreemde naties hun recht wel kunnen opeisen. Maar er is volgens hem weinig aan te doen, daar ‘wij’ het toegelaten hebben. Wat de Fransen qua handel nog voor ons in petto hebben, de tijd zal het leren.
Het is ook altijd hetzelfde, als het maar buiten competitie valt. Voor de rest zal er wel niet veel meer overblijven, zegt hij.
Tenslotte groet Gerard Abelus en beveelt hem aan tot God.

Abelis Attama
Abelis Attama was afkomstig van Leeuwarden en ging in ondertrouw met Cornelia Gijl op 16 augustus 1659 bij de Nederduits Gereformeerde kerk te Vlissingen.[1] Daarna is hij kennelijk naar Middelburg verhuisd.

De Tweede Engelse Oorlog (1665-1667)
Strenge scheepvaartwetten van de Britten, die onder meer export van Britse goederen naar niet-Britse landen door buitenlanders verboden, lagen ten grondslag aan de oorlog tussen de Republiek en Groot-Brittannië. Ook constante conflicten in de koloniale gebieden vormden hiervoor de aanleiding. Zo veroverden de Britten in 1664 Curaçao en Nieuw-Amsterdam en werden door Robert Holmes Nederlandse forten op de Afrikaanse kust ingenomen. De Ruyter, die op strafexpeditie naar Afrika en West-Indië werd gestuurd, heroverde deze forten weer. Een door de Staten-Generaal in oorlog geïnitieerde actie die tegenwoordig nogal eens volstrekt buiten de context wordt uitgelegd als zou De Ruyter hiermee bewust de slavenhandel en slavernij in stand gehouden hebben.
De oorlog werd vooral ter zee uitgevochten. De Britten namen 522 Nederlandse koopvaardijschepen buit. Tijdens deze oorlog zat het de Britten niet mee. In 1665 brak de pest uit in Londen en op 12 september 1666 woedde een grote brand in de stad. De eerste zeeslag, die van 13 juni 1665 in de Slag bij Lowestoft werd nog gewonnen door de Britten, maar in de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) trokken de Nederlanders aan het kortste eind. De Tweedaagse Zeeslag (4 augustus 1666) was wederom een overwinning voor de Britten, waarna Terschelling in de as werd gelegd. Raadpensionaris Johan de Witt revancheerde zich met een plan om de thuisbasis van de Engelse vloot aan te vallen. Tussen 19 en 24 juni 1667 voer een vloot onder De Ruyter de Thames op en vernietigde bij Chatham drie kapitale en tien andere oorlogsschepen en nam het vlaggenschip HMS Royal Charles op sleeptouw als buit mee naar de Republiek. Op 31 juli 1667 werd de Vrede van Breda gesloten tussen beide mogendheden.

St. Christoffel

St ChristoffelKaart van St. Christoffel (het huidige St. Kitts) uit 1729. De Zeeuwse nederzetting Caap Ster bevind zich in het uiterste noordwesten van het eiland, bron: Wikimedia CommonsSt. Christoffel heet tegenwoordig St. Kitts, ook bekend als Saint Christopher Island, gelegen in de Caribische Zee en behorend tot de Kleine Antillen. Blijkens onderzoek van Monique Klarenbeek naar onder meer 139 uit St. Christoffel afkomstige, gekaapte brieven bedreven Nederlanders daar handelsactiviteiten in de zeventiende eeuw.[2] De volgende citaten zijn afkomstig uit haar doctoraalscriptie uit 2006.
‘Phillippe de Longvilliers du Poincy, ridder in de Orde van Malta, sloot als gouverneur van St. Christoffel in 1640 een contract met kooplieden uit Middelburg voor de exclusieve handel op het eiland’ (...) ‘De handel op het eiland was grotendeels in handen van particuliere kooplieden uit de Republiek, net zoals overal in de Caraïbische wateren.’[3]
‘Het grootste deel van de Nederlanders op het eiland was mannelijk en slechts voor een korte periode op het eiland. Ze zijn onder te verdelen in twee groepen. Ten eerste waren er tenminste vijftien vermoedelijk jongere mannen die in opdracht van een koopman of handelshuis uit de Republiek voor enige tijd de zaken waarnamen op het eiland. Deze handelaren hoopten met enig kapitaal, ervaring en een zeker netwerk naar huis terug te keren’.
(…) ‘Ten tweede waren er de reizigers die hun eigen cargasoen begeleidden of die van familie of vrienden. Ze huurden een deel van het schip voor koopwaar die ze op het eiland wilden verkopen om na ontvangst van geld of retourgoederen weer naar de Republiek te vertrekken. Zij woonden niet op het eiland en bleven niet lang.[4]
‘Het waren vooral de Zeeuwen die actief waren in West-Indië, in de WIC, als kolonisten, in de kaapvaart en (…) als particuliere handelaren.’[5]
‘De door de Nederlanders gestimuleerde suikerteelt echter gaf de eilandeconomie pas echt een groeispurt.’[6]
‘Tabak, katoen en suiker waren met de verfstof indigo de exportproducten van het eiland.’[7]
‘Met hun wereldwijde handelsnetwerk en financiële steun droegen de kooplieden uit de Republiek in de eerste helft van de 17de eeuw in hoge mate bij aan de groei van de tabaks- en suikerteelt op het eiland. Door de lage vrachtkosten in de Republiek was het mogelijk verschillende soorten koopwaar tegen een redelijk prijs te leveren. De suiker en de tabak, waarmee de planters de koopwaar betaalden, zorgden voor een bloeiende tabaks- en suikerindustrie in de Republiek. Er bestond een intensieve handelsverbinding tussen de Republiek en het Frans-Engelse eiland, waarbij de schippers van de meer dan honderd Nederlandse schepen die het eiland jaarlijks aandeden, een belangrijke rol speelden. Zij behartigden de belangen van zowel de kooplieden in de Republiek als van de kooplieden op het eiland.
Vanaf 1664 veranderde de situatie, toen eerst Engeland en later Frankrijk met drastische protectionistische maartregelen kwamen om hun eigen handel te stimuleren ten koste van de Nederlandse kooplieden. Tegen de wil van de planters op het eiland werd de handel met de Nederlanders steeds meer aan banden gelegd.’[8]

Noten
[1] ZA, toegang 7357, Hervormde Gemeente Vlissingen, inv.nr. 536, fol. 134.
[2] M. Klarenbeek ‘Grutters op de Antillen: Particuliere kooplieden uit de Republiek op het eiland Sint Christoffel in de zeventiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 32/2 (2013) 20-37.
[3] M. Klarenbeek (a) ‘Grutters op de Antillen’ enz. p. 11.
[4] idem, 14.
[5] idem, 18.
[6] idem, 26.
[7] idem, 27.
[8] idem, 17, 45.

Bij deze context horen de volgende brieven: