Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting

St ChristoffelKaart van St. Christoffel (het huidige St. Kitts) uit 1729. De Zeeuwse nederzetting Caap Ster bevind zich in het uiterste noordwesten van het eiland, bron: Wikimedia CommonsJan Janse Bolle jr. schrijft op 6 december 1664 in brieven aan Albrecht van der Hucht te Zierikzee, zijn patroon, respectievelijk Johan van der Hucht te Middelburg en meldt dat hij in opdracht van 8 november 1664 van Albrecht een partij retouren heeft afgezonden aan Johan, bestaande uit zeven halve oxhoofden, twee oxhoofden, een brandewijnstuck en een kist, alle met suiker, twee halve oxhoofden indigo, tezamen dertien stukken, vermeld in een lijst onderaan de brief.
Aan Johan stuurt hij met de onderstuurman van kapitein Meijer ook een partij ‘braanappels.’
Bolle hoopt in mei of juni 1665 (dat wil zeggen na de suikeroogst op St. Christoffel) terug te zijn in Zeeland.

Jan Janse Bolle jr.
Op dezelfde 6 december 1664 heeft Jan Janse Bolle ook een brief geschreven aan Janneke Mast in Middelburg.[1] 

Albrecht (Aelbrecht) en Johannes van der Hucht
Koopman te Zierikzee en blijkens de brief de patroon van Jan Janse Bolle. Was getrouwd met Susanna Hayman. [2] Hij wordt vermeld als erflater in het archief van de Weeskamer Zierikzee.[3] Johannes van der Hucht was een koopman te Middelburg.

St. Christoffel

Caap Ster St ChristoffelZicht op Caap Ster op St. Christoffel, het huidige St. Kitts, heden ten dage, bron: Google MapsSt. Christoffel heet tegenwoordig St. Kitts, ook bekend als Saint Christopher Island, gelegen in de Caribische Zee en behorend tot de Kleine Antillen. Blijkens onderzoek van Monique Klarenbeek naar onder meer 139 uit St. Christoffel afkomstige, gekaapte brieven bedreven Nederlanders daar handelsactiviteiten in de zeventiende eeuw.[4] De volgende citaten zijn afkomstig uit haar doctoraalscriptie uit 2006.
‘Phillippe de Longvilliers du Poincy, ridder in de Orde van Malta, sloot als gouverneur van St. Christoffel in 1640 een contract met kooplieden uit Middelburg voor de exclusieve handel op het eiland’ (...) ‘De handel op het eiland was grotendeels in handen van particuliere kooplieden uit de Republiek, net zoals overal in de Caraïbische wateren’. [5]
‘Het grootste deel van de Nederlanders op het eiland was mannelijk en slechts voor een korte periode op het eiland. Ze zijn onder te verdelen in twee groepen. Ten eerste waren er tenminste vijftien vermoedelijk jongere mannen die in opdracht van een koopman of handelshuis uit de Republiek voor enige tijd de zaken waarnamen op het eiland. Deze handelaren hoopten met enig kapitaal, ervaring en een zeker netwerk naar huis terug te keren’.
(…) ‘Ten tweede waren er de reizigers die hun eigen cargasoen begeleidden of die van familie of vrienden. Ze huurden een deel van het schip voor koopwaar die ze op het eiland wilden verkopen om na ontvangst van geld of retourgoederen weer naar de Republiek te vertrekken. Zij woonden niet op het eiland en bleven niet lang.[6]
‘Het waren vooral de Zeeuwen die actief waren in West-Indië, in de WIC, als kolonisten, in de kaapvaart en (…) als particuliere handelaren’.[7]
‘De door de Nederlanders gestimuleerde suikerteelt echter gaf de eilandeconomie pas echt een groeispurt’.[8]
‘Tabak, katoen en suiker waren met de verfstof indigo de exportproducten van het eiland.’[9]
‘Met hun wereldwijde handelsnetwerk en financiële steun droegen de kooplieden uit de Republiek in de eerste helft van de 17de eeuw in hoge mate bij aan de groei van de tabaks- en suikerteelt op het eiland. Door de lage vrachtkosten in de Republiek was het mogelijk verschillende soorten koopwaar tegen een redelijk prijs te leveren. De suiker en de tabak, waarmee de planters de koopwaar betaalden, zorgden voor een bloeiende tabaks- en suikerindustrie in de Republiek. Er bestond een intensieve handelsverbinding tussen de Republiek en het Frans-Engelse eiland, waarbij de schippers van de meer dan honderd Nederlandse schepen die het eiland jaarlijks aandeden, een belangrijke rol speelden. Zij behartigden de belangen van zowel de kooplieden in de Republiek als van de kooplieden op het eiland.
Vanaf 1664 veranderde de situatie, toen eerst Engeland en later Frankrijk met drastische protectionistische maartregelen kwamen om hun eigen handel te stimuleren ten koste van de Nederlandse kooplieden. Tegen de wil van de planters op het eiland werd de handel met de Nederlanders steeds meer aan banden gelegd’.[10]

Caep Ster
Met Caep Ster is bedoeld Capesterre (ook Cabesterre) in het noordwesten van het eiland, dat in Franse handen was.[11]

De Tweede Engelse Oorlog (1665-1667)
Strenge scheepvaartwetten van de Britten, die onder meer export van Britse goederen naar niet-Britse landen door buitenlanders verboden, lagen ten grondslag aan de oorlog tussen de Republiek en Groot-Brittannië. Ook constante conflicten in de koloniale gebieden vormden hiervoor de aanleiding. Zo veroverden de Britten in 1664 Curaçao en Nieuw-Amsterdam en werden door Robert Holmes Nederlandse forten op de Afrikaanse kust ingenomen. De Ruyter, die op strafexpeditie naar Afrika en West-Indië werd gestuurd, heroverde deze forten weer. Een door de Staten-Generaal in oorlog geïnitieerde actie die tegenwoordig nogal eens volstrekt buiten de context wordt uitgelegd als zou De Ruyter hiermee bewust de slavenhandel en slavernij in stand gehouden hebben.
De oorlog werd vooral ter zee uitgevochten. De Britten namen 522 Nederlandse koopvaardijschepen buit. Tijdens deze oorlog zat het de Britten niet mee. In 1665 brak de pest uit in Londen en op 12 september 1666 woedde een grote brand in de stad. De eerste zeeslag, die van 13 juni 1665 in de Slag bij Lowestoft werd nog gewonnen door de Britten, maar in de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) trokken de Nederlanders aan het kortste eind. De Tweedaagse Zeeslag (4 augustus 1666) was wederom een overwinning voor de Britten, waarna Terschelling in de as werd gelegd. Raadpensionaris Johan de Witt revancheerde zich met een plan om de thuisbasis van de Engelse vloot aan te vallen. Tussen 19 en 24 juni 1667 voer een vloot onder De Ruyter de Thames op en vernietigde bij Chatham drie kapitale en tien andere oorlogsschepen en nam het vlaggenschip HMS Royal Charles op sleeptouw als buit mee naar de Republiek. Op 31 juli 1667 werd de Vrede van Breda gesloten tussen beide mogendheden.

Literatuur
*J.R. Bruijn The Dutch Navy of the seventeenth- and eighteenth centuries (Columbia (South Carolina), 1993).
*A. Doedens, Liek Mulder Nederlands-Engelse oorlogen. Door een zee van bloed in de Gouden Eeuw, 1652-1674 (Zutphen, 2016).
*M. Klarenbeek, ‘Grutters op de Antillen: een onderzoek naar de aanwezigheid van Nederlanders op het eiland St. Christoffel op basis van brieven geschreven aan de vooravond van de Tweede Engelse oorlog 1664-1665’ (Universiteit Utrecht, Faculty of Humanities, Theses 2006).
*M. Klarenbeek, ‘Grutters op de Antillen: Particuliere kooplieden uit de Republiek op het eiland Sint Christoffel in de zeventiende eeuw’ in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 32/2 (2013) 20-37.
*Monique Klarenbeek, St. Christopher as a Trade Hub for Dutch Merchants, 1624-1667 (2014).
*Gijs Rommelse, The Second Anglo-Dutch War (1665-1667). Raison d’état, mercantilism and maritime strife (Hilversum 2006).

Noten
[1] TNA HCA 32-1824, brief: Joos Mast Middelburg 6 december 1664.
[2] ZA, 5052 Weeskamer te Zierikzee, 1484-1811 (1827) inv. nr. 4223 1 Hucht, Aelbrecht van der, seclusie, gehuwd met Hayman, Susanna, 1652, 1661, 4223 2 Hayman, Susanna, seclusie, gehuwd met Hucht, Aelbrecht van der, 1652, 1661 1652- 1661, inv. nr. 5053 Hayman, Susanna, erflater, gehuwd met Hucht, Aelbrecht van der, 1661 en inv. nr. 4546 Hayman, Susanna, erflater, gehuwd met Hucht, Aelbrecht van der, 1661, z.j.
[3] ZA, 5052 Weeskamer te Zierikzee, 1484-1811 (1827), inv. nr. 267, Hucht Aelbrecht van der, erflater, 1678-1683 1678-1683.
[4] M. Klarenbeek, ‘Grutters op de Antillen: Particuliere kooplieden uit de Republiek op het eiland Sint Christoffel in de zeventiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 32/2 (2013) 20-37.
[5] M. Klarenbeek (a) ‘Grutters op de Antillen’ enz. p. 11.
[6] idem, 14.
[7] idem, 18.
[8] idem, 26.
[9] idem, 27.
[10] idem, 45.
[11] idem, 17.

Bij deze context horen de volgende brieven: