Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Rede ParamariboDe rede van Paramaribo in het laatste kwart van de zeventiende eeuw Op 9 januari 1672 schrijft Simon Maes vanuit Torarica aan zijn goede vriend Jacob van de Velde in de Oude Walstraat in Vlissingen. Hij vraagt zich af of de gezonden suiker, waarvan hij eerder gewag maakte in de brief van 9 december die met schipper Dubbeldemuts werd verstuurd, is ontvangen. Hij verzond deze via schipper Cornelis Berge, die via Essequebo ging, samen met de huishuur en de suiker in een Surinaams vat. In een Rotterdams schip heeft hij drie Surinaamse vaten en een half oxhoofd suiker verscheept op naam en rekening van Jacob van de Velde. Hierop scheept hij zelf ook het een en ander in en hij hoopt met dit schip zelf ook huiswaarts te keren. Niemand anders wil voor minder dan drie duiten (per last) dit schip laden, dus hij is de eerste die daarom met dit schip vertrekken zal. De vrachtprijs is tevens de reden dat er drie fluitschepen nog steeds op een vracht suiker wachten, maar de opbrengst van de suiker is op dit moment niet hoog. Onderaan de brief geeft Simon nog aan dat een vat uit Suriname 536 pond suiker bevat en geeft hij tevens het monogram aan waarmee hij de suiker heeft verstuurd. Nadat hij Jacob van de Velde een goede gezondheid wenst breekt Simon zijn brief af.

Jacob van de Velde
In oktober 1666 doet Jacob van de Velde belijdenis in de Nederduitsch-gereformeerde kerk van Vlissingen. Zijn vrouw is daar lidmaat. Van de Velde is dan woonachtig in de Oude Walstraat in Vlissingen.[1] Vermoedelijk hebben er twee Jacob van de Veldes in de Walstraat gewoond, want er zijn adresseringen bekend aan dezelfde naam op zowel de Oude- als de Nieuwe Walstraat. Opmerkelijk is wel dat Jacob van de Velde zijn eigen brieven aan zijn vrouw verstuurde naar de Nieuwe Walstraat. Volgens een ordonnantie van 16 juli 1669 heeft hij een partij wijn aan Abraham Crijnssen geleverd. Hij zal dus als koopman of handelaar actief zijn geweest in Suriname.
Van Jacob van de Velde is bekend dat hij zelf in West-Indië is geweest. In Zee(uw)post bevinden zich vier brieven van zijn hand en in gekaaptebrieven.nl staan er acht. Twee brieven daarvan zijn gericht aan zijn huisvrouw Elijsabet Gillis. Eén heeft hij geschreven op 8 december 1664 vanaf Saint Kitts en de andere is geschreven op 14 september 1672 vanuit Suriname. Dat betekent dat Van de Velde in januari nog in Vlissingen werd aangeschreven, maar spoedig daarvoor of daarna naar Suriname is vertrokken.

Si(j)mon Maes
Van Simon Maes zijn drie brieven bekend. Naast de hier behandelde betreft dat een brief aan Isaac van Hommerigh in Amsterdam en een aan zijn moeder (die waarschijnlijk bij een van de andere brieven ingesloten was). Alle drie bevinden zich binnen de site gekaaptebrieven.nl.[2]
Maes was waarschijnlijk als koopman of handelaar actief in Suriname. Zo was hij leverancier van goederen aan de soldaten, die hij volgens ordonnantie van 22 januari 1672 voor een bedrag van £ Vls. 113:8:8 (fl. 680,60) verkocht.[3]

Literatuur
*G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008).
*John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
*F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
*F. Oudschans Dentz, 'De herkomst en betekenis van Surinaamse plantagenamen', in: De West-Indische Gids 26/nr. 1 (1944) 147-180.
*Jan Marinus Linde, Surinaamse suikerheren en hun kerk: plantagekolonie en handelskerk ten tijde van Johannes Basseliers, predikant en planter in Suriname, 1667-1689 (Wageningen, 1966) passim.

Noten
[1] ZA, DTBL Vlissingen, toegang 23, K483, folio 97.
[2] gekaaptebrieven.nl Brieven 2516, 2680, 3088.
[3] ZA, toegang 507, Rekenkamer C, C 1420, 276 verso.

Bij deze context horen de volgende brieven: