Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting inhoud brief
Jean le Grand schrijft op 7 januari 1672 uit Torarica in Suriname, aan Moijse Catteau in Vlissingen dat hij op 31 december [1671] met het schip van Jan Andriesen (de Poelwijck) goed is aangekomen. Over de situatie daar kan hij nog weinig zeggen behalve dat het moeilijk is betaling te krijgen. Hij moet het kort houden, omdat schipper Cornelis Bastiaense haast heeft. Hij vemeldt dat Johan Bolle op 21 november 1671 is overleden. Le Grand verwacht een goede winst op het cargasoen van Moijse Catteau te kunnen maken, belooft met een Amsterdams schip binnen een maand nader bericht te sturen en besluit met groeten aan Catteau, aan diens vrouw en aan nicht Catteau en de hele familie van Moijse.Kaart BasselierNieuwe kaart van Suriname door J. Ottens, eind 17de eeuw, met stroomopwaarts de nederzetting Torarica

Families Le Grand en Catteau
In de Waalse gemeente te Zierikzee is op 12 mei 1636 gedoopt ene Jean le Grand, zoon van François le Grand en Susanne du Gardin. Gegevens ontbreken om vast te stellen of deze Jean le Grand, die op 7 januari 1672 35 jaar oud zou zijn, identiek is met de afzender van de brief.[1]
Jean le Grand richt zijn groeten onder meer aan ‘nichte Catteau.’ Er is dus een familierelatie tussen de families Catteau en Le Grand.

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabij gelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

De plaats Torarica
Torarica, gesticht in 1651, was vóór Paramaribo de hoofdstad van Suriname en lag diverse mijlen stroomopwaarts van de rivier.[2]

Literatuur
*G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008).
*John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
*F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
*F. Oudschans Dentz, 'De herkomst en betekenis van Surinaamse plantagenamen', in: De West-Indische Gids 26/nr. 1 (1954) 147-180.
*Tobias van Gent, et al., Zeeuwse zeehelden. Uit de zestiende en zeventiende eeuw (Vlissingen, 2012).
*Johan Francke, Utiliteyt voor de gemeene saake. De Zeeuwse commissievaart en haar achterban tijdens de Negenjarige Oorlog, 1688-1697. Deel 1 (Middelburg, 2001).

Noten
[1] ZA, 5027 Retroacta Burgerlijke Stand Schouwen-Duiveland [Doop-, Trouw- en Begraafregisters (DTBL-Zierikzee)], 1527-1810, 7c.
[2]John H. de Bye Torarica: de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).

Bij deze context horen de volgende brieven: