Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Netscher Demerary en Berbice1De koloniën Demerary en Berbice, kaart door P.M. Netscher, 1887Alex Chalmers vond bij terugkeer uit St. Eustatius verschillende brieven te Demerary. Hij was daar voor zaken en had de brief van Schorer op 31 maart ontvangen. Deze was op 8 juli door zijn advocaat Thomas Cuming beantwoord. Op deze verschillende ontvangen brieven ging hij in het eerste deel van de brief in. Ze werden door hem beantwoord. In het tweede deel wordt een staatje gegeven met het gewicht van 15.592 pond voor vijftien kisten en 3.524 pond voor 30 balen koffie met een totale waarde van ƒ 5.218:12:- nu aan boord van het schip Juffrouw Catharina van kapitein Groot. De verantwoording hiervan stond uitgebreid op een laadcedul beschreven. Daarnaast vermeldde hij blij te zijn dat een aantal wisselbrieven was uitbetaald. Tot slot schreef hij dat hij twee kopieën van deze brief via St. Eustatius had gestuurd en dat hij hoopte dat ze nog op tijd zouden komen. In het voorjaar verwachtte hij zelf als gezagvoerder van een schip terug te keren. Chalmers meldde met genoegen aan Schorer de aankomst van kapitein Witberg in de kolonie, aangezien het schip niet verzekerd was geweest. Op de 10de (april?) had hij een kopiebrief van Schorer ontvangen via kapitein Stichman met daarin nieuws over de koffie- en suikerprijzen en de geprotesteerde wisselbrief van George Lester. Chalmers was teleurgesteld dat de wisselbrieven voor de verkoop van tabak en koffie en zijn horloge dat via Londen en Middelburg aan hem gestuurd zou worden nog niet met het schip van kapitein Theudels was gearriveerd, maar hoopte dat hij het dan met het volgende schip zou ontvangen. Chalmers had op naam van Schorer meerdere wisselbrieven uitgeschreven op:

  • 25 april 1780 - aan John Kelly - fl. 2.000,-
  • 25 april 1780 - aan John Kelly - fl. 800,-
  • 20 augustus 1780 - Stainer & Rudendorff - fl. 690,-
  • 30 augustus 1780 - aan John Krain - fl. 459,-

Totaal: fl. 3.949,-

Essequebo tijdens de Vierde Engelse Oorlog

De kapiteins Cornelis Loeff en Rochus van Swyndregt (schippers op de MCC-schepen Watergeus en Planterslust) verklaarden voor de Middelbrugse notaris Andreas Schouten dat zij op 27 februari 1781 met hun eigen en enige andere schepen voor anker lagen in de rivier de Essequibo. Die dag bracht een Spaans schip het bericht van de oorlog en dat al enkele Nederlandse schepen waren buitgemaakt door Engelse kaperschepen. Loeff begaf zich naar de wal om gouverneur Trotz te spreken. Deze brak het onderhoud af, waarop Loeff en de andere zes kapiteins besloten hun schepen onder de bescherming van het fort voor anker te laten liggen. Daar wachtten ze op orders van Trotz om hun schepen gevechtsklaar te maken. Een door Trotz naar Demerary gestuurde verkenningseenheid keerde spoedig terug met de mededeling dat Demerary al in Engelse handen gevallen was. Loeff wilde zijn schip verdedigen en beloofde 10.000 gulden. De bemanning wilde weten of dit geld van de MCC of van de WIC kwam en toen Trotz meedeelde dat de kapiteins zich bij onverhoopt attaque van den vijand hebben te ruguleeren naar de manoeuvres van het forteresse was het hen en Loeff duidelijk dat zij geen steun kregen. Loeff wilde de rivier op zeilen in de hoop dat de Engelsen hem daar niet zouden volgen of vinden. Trotz hield zijn vertrek echter tegen en op 3 maart verscheen een kleine Engelse vloot voor het fort. Na een kort overleg liet Trotz de vlag strijken. Op de Nederlandse schepen werd dit, volgens instructie, ook gedaan. Zonder overleg gaf Trotz de zeven Nederlandse schepen over aan de Engelsen. Wel was er nog even verwarring omdat de soldaten van het fort weigerden te dienen onder Engelse vlag en onder de uitroep vlag neer, dienst neer hun geweren wegwierpen. Zij wilden pas weer in dienst als de Nederlandse vlag gehesen werd, waarin Trotz toestemde, waarna opnieuw de Nederlandse vlag omhoog ging ofschoon de kolonie al door de Engelsen bezet was. De soldaten mochten daarna met militaire eer het fort verlaten.[1]

Trivia

In het laadcedul is regelmatig sprake van de afkorting hhds. Het gaat hier om een Engelse maateenheid, meestal gebruikt voor de inhoudsmaat om wijn in te verschepen. De afkorting staat voor h[ogs]h[ea]ds. In oude Nederlandse vrachtbrieven wordt regelmatig gesproken over een oxhoofd (een groot wijnvat), bijna een letterlijke vertaling. Ook wordt het gewicht van 'hundredweight' genoemd. Dit is omgerekend 50,8 kilogram.

Alex Chalmers

Daniël Stephen Schorer

Schorer, telg uit een Zeeuws regentengeslacht werd in 1737 geboren. Tussen 1768 en 1789 was Schorer voortdurend schepen en raadslid van Middelburg (de functie van Schepen kon slechts twee jaar achtereen worden vervuld). In 1775 bekleedde hij ook de functie van thesaurier. Hij was in 1779 bewindhebber van de VOC en lid van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.[2] Daniël Steven Schorer bewoonde, net als diens vader, het huis de Dry Clavers in de Vlissingsestraat te Middelburg. Daar hingen onder meer schilderijen van Bruegel en Rubens. Ook verzamelde hij blaas- en strijkinstrumenten. Hij bezat bijvoorbeeld 17de-eeuwse violen uit Cremona. Schorer overleed in 1790.[3]

Literatuur

Noten

  1. A. Wisse, 'De overgave van Demerary en Essequibo in 1781', in: Historia 8 (1942) 191-192.
  2. Verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1779) VI en Archief (1902) 66
  3. Zeeland 26/3 (2017) 108. en Zeeland 3/2(1994) 67

 

 

 

 

 

 

 

Bij deze context horen de volgende brieven: