Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Rede ParamariboDe rede voor Paramaribo in de zeventiende eeuwDeze brief werd geschreven op 9 januari 1672 door J. de Clerq de Jonge aan zijn vrouw Janneken van de Putte aan boord van het schip Aerdenburgh op de rede voor Suriname. Janneken is weduwe van Balthasar Struijs en woont aan de (Goese) Korenmarkt te Middelburg. De Clercq begint met “naer cordiale groetenisse” en het wensen van een gelukzalig nieuwjaar. Hij vermeld dat de bemanning goed in Suriname is aangekomen, maar dat er tijdens de reis een groot gebrek aan water was, zodat eenieder het met een pinte daeghs moesten afsien. De eigenlijke inhoud van de brief betreft roddel over een zekere C(h)ristien en Philip. Er werden drie punten van conflict tijdens de reis met hen besproken, maar Christien ontkende de beschuldigingen hartgrondig. In Paramaribo vond de bevolking ook dat Cristien nogal lichtvaardig kon vloeken/liegen en Philip werd er voor uitgemaakt de grootste leugenaar van Suriname te zijn. Ook over hun woon-omstandigheden wordt denigrerend gesproken, en De Clercq beaamt dat dit even slecht is als zijn vrouw hem al gezegd had. Om de roddels te nuanceren schrijft De Clercq vervolgens dat men eigenlijk het beste van zijn naaste medemens denken moet. De brief eindigt met de groeten aan haar zoon, en de frase: beveel u lieve in de handen van den behoeder Israels.

Biografische gegevens

Hoewel er op 2 januari 1715, 43 jaar na het schrijven van de brief, een Janneke van de Putte wordt begraven op het Oude Kerkhof van Middelburg is het niet onmogelijk dat deze persoon de geadresseerde is geweest. Toen ze de brief ontving moet ze dan tussen de twintig en dertig jaar oud zijn geweest. Op zich voor haar man de aangewezen leeftijd om het avontuur van West-Indië aan te gaan.[1]

Literatuur

Noten

  1. ZA, Rekenkamer D, inventarisnr. 59711.

 

 

 

 

 

Bij deze context horen de volgende brieven: