Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Op 19 april 1664 schreef Madeleen de Laver vanuit Zierikzee een brief aan haar man Willem Jansse, die zich aan boord van een 'Guineavaarder' bevond. Uit de adressering weten we dat de brief via Amsterdam (het kantoor van de WIC?) verzonden werd en er porto voor de brief werd betaald. Zowel zijzelf als hun kind verkeren in goede gezondheid. Uit de eerste regels valt op te maken dat Willem Jansse nog maar kort daarvoor vertrokken was, want Madeleen heeft nog weinig nieuwtjes. Reden van de brief is wellicht het gruwelijk verhaal dat dan volgt. De man van Rebecka, Jan, waarschijnlijk een goede vriend of bekende, is niet mee teruggekomen met het schip waarmee hij uitgezeild was. Tijdens verblijf in het buitenland, onduidelijk blijft waar dit is geweest, maar vermoedelijk Noord- of Midden-Amerika, werd deze vermoord. De man werd door zijn mede opvarenden dood op het strand gevonden. Een been en een arm waren afgekapt, er waren twee houten staken in zijn ogen gestoken en de huid was van zijn gezicht af gestroopt. Ook verteld Madeleen dat moeij Madeleentje ernstig ziek is en zij ongewis is over de afloop ervan. Gezien dezelfde voornaam zou dit heel goed haar moeder of oma kunnen zijn. Als laatste groet zij haar man namens de vrienden en bekenden, hun zoon Jopken en haar zelf.

Biografische info over Willem Jansse, Madeleen de Laver en Jacob Adriaanse

Literatuur

Noten






Bij deze context horen de volgende brieven: