Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Curacao 1782 Rijksmuseum RP P OB 85233Gevecht tussen hoekerschip Vrouw Machtelyna en Engels fregat Diamant voor de haven van Curaçao, 1782, Carel Frederik Bendorp (I), naar P.M. la Cave, 1782, bron: Rijksmuseum, RP-P-OB-85.233Na een reis vol omzwervingen schrijft kapitein Barend Ackerdaas op 16 januari 1781 aan zijn reder Wolfert de Groote in Zierikzee. De reis met zijn schip is slecht begonnen. Toen hij in Suriname aankwam was een groot deel van de kaas bedorven en moest overboord gegooid worden. De botertonnetjes van 15 pond gingen slechts voor fl. 1,75 tot 2 gulden stuk van de hand. Vanwege de slechte handel probeerde hij het daarom in Demerary, maar ook daar was de handel slechts. Tot overmaat van ramp kon de correspondent hem door de dikke mist in een mand tijd niet bereiken, waardoor hij geen vracht noch wisselbrieven ontvangen kon. Hij was genoodzaakt zijn producten tegen 30 tot 40% verlies te verkopen. Hopend op betere handel elders wilde hij naar Sint Eustatius zeilen, maar enige dagen voor vertrek kwam er een schip van het eiland dat in ballast geladen was, dus ook Sint Eustatius was geen optie. Daarop werd koers gezet naar Curaçao, hoewel de kans op goede handel daar ook klein was. Ackerdaas beloofde Groote om Abraham Godin uit Essequebo (kennelijk de handelsagent en de correspondent van Groote die in Demerary werd gemist) aan te schrijven over het gepasseerde. In Curaçao zat het Ackerdaas opnieuw tegen. Zes dagen na zijn aankomst arriveerden een dertiental schepen die het gelukt was in vijf weken vanuit Amsterdam de oceaan over te steken. Deze hadden vers vlees aan boord, hetgeen zijn handel bedierf. Uiteindeljk was hij er toch nog in geslaagd alles te verkopen. Hij had de overgebleven kazen voor 5 schellingen en 3 stuivers tuk verkocht en zes tonnen botter voor 35 cent, een ton voor 25 cent en een restant op de vendu, maar dat was zo slecht dat het alleen nog maar geschikt was als smeerkaas. Hij kon de 16de januari dus zijn schip gaan bevrachten met retourlading, maar ook dat viel niet mee, want alle producten waren zeer duur. De koffie en suiker kostten 37,5 en 50 cent per pond en de indigo kostte 16 tot 17 schellingen. Er lagen wel 57 schepen klaar op de rede zonder vracht, zodat Ackerdaas zich afvroeg hoe dit goed moest komen, al beloofde hij Groote zijn best te zullen doen zo goed mogelijk in te zullen kopen.

Biografische informatie Barend Ackerdaas en Wolfert de Groote

In een akte, gepasseerd voor notaris Jan de Kater Nz. te Haamstede,[1] wordt vermeld dat de erfgenamen van Anna van der Eijken, weduwe van Wolfert de Groote, aan Simon Maartense Hanse ƒ3.820,- lenen voor de koop van een hofstede, landerijen, in de zesde mate van Nieuwerkerke nu in de volksmond Schutje genoemd onder de gemeente Kerkwerve, en roerende goederen waaronder vee. De landerijen beslaan totaal 19 bunder, 52 roeden en 90 ellen koren- en weiland. De Hypotheekakte passeerde op 4 september 1815 voor notaris Boudewijn Boom te Zierikzee. Aan de brief is te merken dat Ackerdaas niet gewend is veel te schrijven. Zijn schrijfwerk bevat veel Zeeuwse uitdrukkingen en fonetische verschrijvingen. Hij heeft het bijvoorbeeld over 'adde' (hadden), en schrijft dat 'alles vees te diere' (alles veels te duur) is op Curaçao.

De reis van Barend Akkerdaas (1780-1781?)

Zierikzee was in de 18de eeuw een florerende haven, maar in het derde kwart van de eeuw liepen de winsten terug en probeerden reders zich op West-Indië te richten. In 1780 reden zij zo'n dertig schepen uit die dat jaar ongeveer honderd reizen maakten. Barend Akkerdaas had op zijn reis in 1780 eerst Suriname aangedaan, maar omdat hij daar teveel verlies op zijn negotie zou moeten lijden was hij door gezeild naar Demerary. Vandaar had hij naar St. Eustatius gewild, maar door de komst van een koopvaardijschip vandaar zag hij daar vanaf en ging hij uiteindelijk naar Curaçao, waar hij 14 oktober arriveerde. Daar ontmoette hij de Zierikzeese schipper Johan Willem Sextroh, die er met het fregat de Vrouw Catharina Jacoba van de reder Gilles van IJsselstein (zie ook andere Zee(uw)post brieven) voor anker lag. Uit diens correspondentie is bekend dat Akkerdaas spoedig na de 16de januari moet zijn vertrokken, maar wanneer, en of hij nog dat voorjaar in Zeeland aankwam is niet bekend. Wel dat Sextroh hem alvast zijn eerste retourlading meegaf.[2] Sextroh zelf was op 28 juli 1780 met stukgoed en dertig bemanningsleden vanuit Zierikzee naar Sint-Eustatius vertrokken via Curaçao.[3] Toen op 20 december 1780 de Vierde Engelse Oorlog uitbrak werd in februari 1781 St. Eustatius ingenomen maar Curaçao bleef voor de Nederlanders behouden. Het schip van Sextroh werd gevorderd en wordt ingezet in de wateren rondom het eiland. Van een vordering van het schip van Akkerdaas is niets bekend, dus waarschijnlijk had hij het eiland verlaten voordat de Engelse Royal Navy in februari in de West verscheen. Sextroh moest extra bemanning aan boord plaatsen, tot 84 koppen en het schip werd met 31 stuks geschut bewapend. Het patrouilleren nam de nodige tijd in beslag, zodat de bemanning voorlopig nog niet naar huis kon.[4] De familie van Akkerdaas zal bijzonder blij zijn geweest indien hij zonder gevangengenomen te zijn langs de Engelsen wist te komen, maar erg hoopvol is die gedachte begin 1781 niet, gezien het machtsvertoon van de Engelse marine in het Kanaal en de Noordzee.

Literatuur

Noten

  1. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Archief Zierikzee AR 01-2721-589 dd. 12-2-1833
  2. TNA HCA 30, inv.nr. 351, Brief van Sextroh aan Van den Broeke, 21 oktober 1780
  3. F. van der Doe, 'Zeevarenden in het 18de-eeuwse Zierikzee', 49-56
  4. Erik van der Doe, 'De kaper gekaapt', 104-105

 

 

 

 

 

 

 

Bij deze context horen de volgende brieven: