Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Moeder Adriaentien Cornelis schrijft op 17 april 1665 (tijdens de Tweede Engelse Oorlog) vanuit Vlissingen naar haar zoon Jacop op het kaperschip van kapitein La Caije.[1] Zij beschrijft de (goede) gezondheid van alle familieleden en ook van zijn allerliefste. Zijn broer Cornelis zal spoedig thuiskomen. Naast veel christelijke aansporingen wordt ook vermeld dat er een vreemde ster is gezien en dat er op de 22ste april een biddag wordt gehouden, daarna zal er elke week een halve (bid)dag zijn. In die tijd werden nog veel voortekenen gezien in dergelijke natuurverschijnselen.[2]

De vloot van de Admiraliteit begint te verzamelen, deels voor Vlissingen en deels voor Goeree. Waarschijnlijk vertrekken ze na de biddag.

Daarna volgen nog veel goede wensen in combinatie met nog meer christelijke aansporingen. In de marge van de brief is wellicht de werkelijke reden voor het zenden van de brief geschreven: een man is zestien gulden komen opeisen, die Jacop van hem geleend zou hebben. Ze vraagt hem snel te laten weten of dat zij het moet terugbetalen.

Deze brief is er een in een serie van vier brieven die waarschijnlijk allemaal door dezelfde schrijver zijn geschreven. Iemand die deze diensten tegen betaling aanbood. Telkens komt de verschijning van een planeet aan het hemellichaam aan bod en de biddag die in de kerken van de stad Vlissingen worden gehouden voor de vloot.[3]

Literatuur

Noten

  1. Zie ook brief TNA, HCA 32 inv.nr. 224, van 15 april 1665
  2. Weblog van de site Brieven als Buit over deze brief.
  3. brief van moeder Aderiaentjen Cornelis aan Cornelis Nieuwland (17 april 1665), brief van Constijnken Sijmoens aan haar zoon Cornelis Nijewelant (16 april 1665), Adriaentien Cornelis aan zoon Jacob Leenders (17 april 1665) en Maeijken Lievens aan Pieter Meseur (15 april 1665).

 

 

 

 

 

Bij deze context horen de volgende brieven: