Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Aruba Curacao Bonaire 1860Kaart van Aruba, Curaçao en Bonaire in 1860. Nederlandse Antillen, Rijksmuseum NG-1064-10Cornelis Winja en zijn vader, beiden handelaren, hadden geen succes met de handel op ‘Statius.’ Dat had Winja al in zijn vorige brieven geschreven aan zijn voogd, Cornelis de Vriese, bakker in Vlissingen. Nu, de 14de april 1758, schrijft hij hem dat deze pech hen heeft genoodzaakt naar Curacao ‘te verzeijlen.’ Op 28 maart zijn zij daar aangekomen, waar ze tot de slotsom kwamen dat het op dit eiland niet veel beter handeldrijven was dan op St. Eustatius. Dat heeft zijn vader doen besluiten om de maten Gerrit en Pieter tezamen met twaalf matrozen naar St. Eustatius te sturen om twee barken aan te schaffen, waarmee ook vader zelf, handel wil drijven. Zodoende staat hen een lange reis te wachten, volgens Winja.
Omdat er weinig te verkopen is én in te kopen, ‘want de retouren hier so deur meest benne als in ‘t vaaderland’, denkt hij dat ze zeker nog wel tot na Nieuwjaar daar zullen zijn om hun handel op poten te zetten.
Gelukkig gaat het met zijn gezondheid goed en die van alle officieren en matrozen; hetzelfde wenst hij De Vriese toe.
Wel deed zich een ongeval voor op hun schip: ‘Stoffel, die bij De Blonte.
tuijs gelegen heeft aan de poort’ is overboord gevallen en zijn dood is te betreuren. Winja vraagt Cornelis de Vriese of hij de vrouw van de bootsman wil groeten, want zelf heeft deze daar geen tijd voor. Verder beveelt hij Cornelis in de handen van Jezus en besluit daarmee zijn brief.

Literatuur
*Han Jordaan, Slavernij & vrijheid op Curaçao. De dynamiek van een achttiende-eeuws Atlantisch handelsknooppunt (Zutphen, 2009).
*Johan Francke, ’”Ik zal geen kruistogt meer doen.” De Zierikzeese kaperkapitein Johan Willem Sextroh valt van zijn voetstuk’, in: Kroniek van het land van de zeemeermin (2018) 64-87.

Bij deze context horen de volgende brieven: