Inhoud brief
Deze brief is geschreven door Anthonie Aarnoudsen[?] aan Johanna de Moor. Zij is de weduwe van Abraham Verheeke. Anthonie is haar zoon en hij is afgereisd via de rivier Rio Demerary naar de gelijknamige Nederlandse kolonie. Anthonie schrijft over zijn zaken in Demerary, die allemaal afgerond zijn en hij hoopt met het volgende schip weer naar huis te varen. Anthonie handelde onder andere in zijde. Verder had hij met zijn moeder onenigheid over een rekening, waarvan hij het geld geïnd zou hebben. Hij zou dit geld niet aan zijn moeder gegeven hebben. Anthonie ontkent in de brief dat hij het geld geïnd heeft en zegt dat hij bij aankomst in Zeeland het bewijs daarvoor zal laten zien. Aan het einde van de brief richt hij zich tot zijn zus met de oproep aan haar om de kleine meid voor hem te kussen.
Literatuur
- Ruud Paesie, Sociëteit van Essequebo; op- en ondergang van een coöperatieve scheepvaartonderneming, 1771-1788 (Vlissingen, 2017).
- Ruud Paesie, ‘De 'Societeyt ter Navigatie op Essequebo en annexe Rivieren' : op- en ondergang van een Zeeuwse rederij ‘, in: Maurits Ebben, Henk den Heijer en Joost Schokkenbroek (red), ‘’Alle streken van het kompas. Maritieme geschiedenis in Nederland‘’ (Zutphen, 2010) 295-316.
- P.M. Netscher, Geschiedenis van de koloniën Essequebo, Demerary en Berbice, van de vestiging der Nederlanders aldaar tot op onzen tijd ('s-Gravenhage, 1888).
Noten
Bij deze context horen de volgende brieven:
- HCA 30 346 Cornelis van den Helm Boddaert Middelburg 26 september 1780
- HCA 30 346 de Moor Londensekaai Middelburg 26 september 1780