‘Doe mijn uutterste devoir ind ’t procureeren van de rest[ant] schulden.’ Jan van Ruijven brengt de gebroeders Lampsins in Vlissingen op de hoogte van hun handelsactiviteiten (31 december 1671).
Klerk Abraham Brix bespreekt vanuit Essequebo zijn notariële volmacht met Abraham van Kakom (17 augustus 1779 – 22 augustus 1780)
‘Corthijet causeert’ Planter Jan van Ruijven wil opheldering over een obligatie van bootsman Cornelis Janssen uit Vlissingen (31 december 1671)
Jan van Ruijven stuurt brandewijn en een vaatje suiker aan Adriaen van Geel in Vlissingen (31 december 1671)
'Ick heb 5 à 6 weken aen de colijck gegaen,' De herstelde Gerard Douw verstuurt suiker aan schipper Jan Jansen Laeuw in Middelburg (9 december 1664)
‘Sullen negers moeten hueren.’ Jan van Ruijven laat schipper Heerents uit Middelburg weten dat hij zich door krapte genoodzaakt ziet werkkracht te huren voor zijn suikerplantage (10 januari 1672)
Het ‘vaetken orangeappelen’ zal ‘raer weesen.’ Gerard Douw stuurt zijn zus Geertruit in Middelburg onbekende vruchten vanuit St. Christoffel (9 december 1664)
Jan van Ruijven vraagt zich af waarom hij de schulden aan schipper Willem Hodge uit Vlissingen moet oplossen terwijl hij dat zelf ook kan (31 december 1671)
‘U kasteel wacker besturmt sal werden.’ Gerard Douw waarschuwt zijn zus Christina in Middelburg voor een aanbidder (1 en 9 december 1664)
‘…Een ijnde van deese brouillerij te crijgen.’ Jan van Ruijven schrijft vanuit Suriname aan Cornelis Dankerts in Veere over de onmin met dominee Lemps (december 1671)