‘Versoecke mijn geen afront en laet toekomen.’ Zaakwaarnemer Alexander Batij laat weduwe Anna Meese weten dat hij de suiker goedkoop heeft moeten verkopen (13 september 1672)
Alexander Bateij schrijft uit Suriname aan zijn tante Anna Meese in Vlissingen om zijn nicht tot de orde te roepen (2 januari 1672)
‘Ik denk dat de Westinge meer schaade voor mijn is als proveit.’ Zeeman Giese schrijft vanuit Curaçao aan zijn vrouw in Middelburg dat hij spijt heeft van zijn reis (19 november 1780)
‘Een knecht die alle ure tot dienst van zijn meester staen moet.’ Jasper Danckaerts vindt zichzelf als handelsagent van de gebroeders Sautijn op St. Christoffel niet te benijden (4 december 1664).
Johan Basseliers meldt zijn zus Catharina in Vlissingen vanuit de plantage Surimonbo dat het hem spijt dat de potten jam bedorven zijn aangekomen (9 januari 1672)
Nicolaas Combe vanuit Suriname aan 'mademoiselle' Anne Geneveve de Huijbert; dochter van secretaris Justus de Huijbert van de Staten van Zeeland (24 december 1671 en 7 januari 1672)
John Clement klaagt vanuit Torarica over 'wat veders dien vogel' De Witte heeft. De boekhouding van de plantage van Pieter en Gilles de Muenick uit Middelburg behoeft verbetering (30 december 1671)