‘Dat sijn maer al valsche tongen.’ Jan Jansen Maroes stelt zijn vrouw Lijsabet in Vlissingen gerust vanaf de Surinamerivier (9 januari 1672)
‘Gelieft mij te senden een timmerman zonder fautte...’ Salomon Maertins ziet graag voortgang op zijn plantage op de Zandpunt (7 en 9 januari 1672).
‘U lieve moeder niet sonder traennen.’ Moeder en broer smeken stuurman Cornelis Leijnsen, om te stoppen met de kaapvaart (20 augustus 1664)
‘Doch patiëntie.’ De broers Brandt hebben op Guadeloupe vertrouwen in de suikeroogst (10 november 1664).
‘Me[e]nne de K[a]naelreet door te koemen.’ Pieter Tant schrijft zijn vrouw Geertje in Vlissingen dat hij niet bang is voor oorlog met de Engelsen (9 december 1664)
Josijnna Hursels en Susanna Hals ontvangen in Vlissingen de nalatenschap van Alexander Arthur uit Suriname (januari 1672)
Nicolaas Pietersen vanuit Demerary aan bakker Jacobus Suur in de Palingstraat in Vlissingen (29 januari 1781)
Een Engelse brief uit Demerary aan Engelsman Richard Roberts in Vlissingen geschreven in augustus 1780
A. Bovens laat vanaf St. Eustatius aan zijn vrouw in Vlissingen weten dat zijn reis vertraging heeft opgelopen (24 november 1780)