‘Een Sernaems vat weght netto 536 pond suijcker.’ Simon Maes laat Jacob van de Velde in Vlissingen weten te hopen samen met zijn eigen suiker te arriveren (9 januari 1672).
‘Het eenige waarna ik nu nog maar verlang is…door mijn gelievd voorwerp bij mij te hebben.’ Cornelis de Somer vertelt zijn vriend Theodoris Grim in Goes tevreden te zijn in Rio Essequebo (26 januari 1781)
‘Moeder, ik weet niet meer te schreyven als de groetenis.’ Nicolaas Bevons vanuit Demerary aan zijn moeder in Middelburg (30 januari 1781)
‘Wij waren aan de mond van de riviere om oesters, crabben, zeevis en vogels te eten…’ Hoe Basseliers’ aangename en gezamenlijke maaltijd aan boord, omslaat naar een onprettige sfeer (31 december 1671)
‘Mijn wenschen is als heuwe dat ick met mijn naeckt lijf bij u was.’ Jan Isakszoon Keuvel verlangt naar zijn vrouw in Veere (27 januari 1666)
‘Ick noch klock en ghesont ben.’ Cornelis Beltenbotte vanuit Bordeaux aan zijn tante Maaike in Vlissingen (29 januari 1666)
‘Soo schoone moscovade is als oijt uijt Serename is ghesonden.’ B. van der Meulen correspondeert over de suikerverkoop in Suriname aan David Kemp (december 1671).
‘Ick ben noch vol pinne en groote benaeuheijt.’ Elisabeth Emerij laat haar moeder Neelken weten heel ziek te zijn in Suriname (12 september 1672)
'Wel uyt de oogen en uyt het hart' Hans Jochem Ruisch wil zijn vrouw Catharina nooit meer zien (Curaçao 20 november 1780)
'Besoes van de Carsousse mijsjes aen boort.' Chirurgijn Huizing verpest de brief van Engelbrecht Witting aan zijn vrouw Cornelia in Vlissingen (15 april 1758)