‘…een vruchtbaer lant van suijckerriet.’ Johannes d’Olijslager beveelt Suriname aan en solliciteert nog maar eens bij dominee Johannes de Mey (9 janauari 1672)
‘…onse herten sijn harder dan een dijamant.’ Pieter Swart hoopt op Guadeloupe dat God hem en zijn vrouw Jannetje Claas ‘sal genadich sijn’ (1 december 1664)
‘Myn lief pant.’ Helena Sap mist te midden van dood en ellende haar man Jan Adriaansen die in Suriname verblijft (maart 1780)
Een kattenbelletje van Jan Jansen vanuit West-Indië aan zijn vrouw Janneke Hinderijcke in Vlissingen (10 december 1664)
‘Soo sijtte ijck en kijcke ijck’ Mertijnken Adderijaens uit Vlissingen vindt dat zij zakelijk in haar recht staat en bericht haar man in Martinique daarover (Mei 1664)
Johannes d’Olijslager solliciteert nogmaals en hoopt dat de functie van secretaris van de kolonie Suriname voor hem is ‘geobtinneert’ door Aernout Moulier in Middelburg (9 januari 1672)
‘Blift liever daer.’ Daniël d’Olijslager vraagt zijn zus Susanna tegen de wil van vader Johannis in Middelburg te blijven en niet naar Suriname te komen (10 januari 1672)
‘…wenste wel dat mijn gelt thuijs was ende ick mede.’ Jan Willarks wil zijn financiën op Guadeloupe op orde en verlangt hartstochtelijk naar zijn vrouw inVlissingen (7 december 1664)
‘De landen seer vruchtbaer’ Johannis d’Olijslager solliciteert naar de functie van secretaris van Suriname bij Justus en Pieter de Huijbert van de Staten van Zeeland (14 december 1671)
‘Myn verlangen is groot na[ar] u. Maria Rotteveel-Reichert denkt elke dag aan haar man Jacob in de West (14 maart 1780).