Carel Nachtegael meldt het overlijden van zijn broer aan Hubert Huyberts in Vlissingen (7 januari 1672)
Het cognossement van een partij suiker van de in Suriname overleden Alexander Arthur wordt alsnog verstuurd (7 januari 1672)
Susanneke Geleijns uit Vlissingen moet ‘…een wisseltie van seventich guldens’ betalen in opdracht van haar man, Theophile Boucher, vanuit St. Christoffel (6 december 1664).
‘Het was mij lief dat alle de bestelgoederen wel waren overgekomen.’ Levinus Moens dankt vanuit Middelburg zijn neef Daniël de Bok in Colombo voor de aangekomen goederen (14 december 1780)
‘…wat [h]abitanten noodich behoorde bij te coomen.’ Johannes d’Olijslager solliciteert naar de functie van secretaris van Suriname bij Daniël Fannius sr. (9 januari 1672)
‘… mij in u ed[el]e jonste tot het bedienen derselver recommandeere.’ Johannes d’Olijslager solliciteert naar de functie van secretaris van Suriname bij Gaspart Engelsen (9 januari 1672)
‘Dan soude in corte een seer schoone negotie op hier vallen…’ Johannis d’Olijslager ziet handelsmogelijkheden tussen Zeeland en Suriname (9 januari 1672)
‘Het is een vaert die niet goet en is.’ Jan Leinsen spoort zijn vader aan zijn broer vanuit Tobago naar huis te sturen omdat hij op een kaperschip vaart (18 september 1664)
‘Ick ben seer verwonder dat ghij mijn nijet geschreven hebt.’ Janneke Molemans verkeert in vertwijfeling over haar man, schipper Leendert Matthijssen (28 september 1664).
‘…ick laete u l[ieven] weten als dat ick mijn brandewijn verkocht hebbe…’ Jan Kien schrijft vanuit St. Christoffel zijn vrouw Neelken te Vlissingen, dat zijn handel naar wens verloopt (9 december 1664).