‘Soo is [he]t dat heeden de vrimoedig[hei]t gebrucke…’ Johannis d’Olijslager solliciteert bij Pieter Muenick naar het ambt van secretaris in Suriname (9 januari 1672)
‘Dewijl ik door de ongemeene vroeg opgekomen vorst seer bedugt ben…’ P. Spieringh vreest dat zijn pakket met brieven niet tijdig per schip vanuit Vlissingen zal aankomen bij Mattheus Petrus Raket in Jaffna, Colombo (3 december 1780)
‘sal bij die tijt u suijcker voor de neger senden.’ N. Lemps wil zijn zwager Cornelis Kuvelaer in Vlissingen met suiker vergoeden voor de aankoop van een slaaf voor de plantage in Suriname (15 januari 1672)
‘I am att liberty upon condition.’ William Cowell laat koopman Peter Cooper in Greenwich weten dat de zaken vooralsnog door blijven gaan (17/27 april 1672)
‘… ons wat [h]abitanten noodich behoorde bij te coomen.’ Johannis d’Olijslager solliciteert bij raadsheer Hoogesteeger van de Staten van Zeeland naar de positie van secretaris van Suriname (9 januari 1672)
‘Men moet met den hoet in de hant loopen.’ Carel Nachtegael beschrijft aan Joan de Wale de moeizame bouw van een suikermolen (januari 1672)
‘Ik verzoek u mij het genoegen te doen…’ Michel Heudes schrijft zijn nicht, Madame l’Escuye in Dieppe dat hij erg verlegen zit om zijn beste kleding (juli 1665)
Notaris Johannes Daniël onderneemt een poging bewijslast in te dienen voor WIC-schip de Bruinvis bij het High Court of Admiralty (1652)
‘Soo cundt u ed[ele] nu eens naga[a]n of[t]e daar een reijs op te ma[a]cken is.’ Jan Dekker haalt het beste uit zijn handel voor Gillis Vlaming (Curaçao, april 1758)