‘Dit lant is seer wel.’ Johannis d’Olijslager solliciteert als secretaris van Suriname bij De Ridder van de Rekenkamer van Zeeland (14 december 1672).
‘Ik ben gerefereert Nederlandt noit meer te dienen.’ De heer Du Blessis wil in de toekomst het Nederlandse leger vaarwel zeggen en bericht daarover Matthijs en Rachel van Eepen in Veere (8 januari 1672).
‘Hier is soo schoonen rietlant.’ Johannes d’Olijslager bericht zijn vriend Louijs d’Outreleau over Suriname en de vrijgekomen vacature van secretaris (9 januari 1672)
’’t Sal een tweede Brasilij werden.’ Johannes d’Olijslager schetst een gunstig beeld van Suriname aan de WIC-kamer Zeeland (9 januari 1672).
‘Laet doch niet nae de saeck te pous[s]eren.’ Du Blessis Du Bellay ziet zijn belangen graag met spoed behartigd door David Kemp (Paramaribo 8 januari 1672)
‘…maer ick verwacht u l[ieven] hier selver.’ Lijsbet Sijbrants wordt met liefde door haar man op Guadeloupe verwacht (1 december 1664)
‘…mijn gelieft de stoutigheijt te verscone dat ick aen u e[dele] dorchs schrijven.’ Onbekende persoon vraagt hulp aan kapitein Lichtenbergh (12 januari 1672).
‘…ick smijte een spierinck wijt om een cappelaeu te vangen.’ Jan Jacobsen Tinnegieter hoopt op betere tijden maar moet de tering naar de nering zetten op Guadeloupe en in Suriname om voor vriendin Maaike Abrahams in Vlissingen te zorgen (12 januari 1672)
Jan Janse Bolle jr. verscheept suiker en indigo aan de broers Van der Hucht vanaf Caep Ster (6 december 1664)