Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting inhoud brief

SK-C-251Brieflezende vrouw in blauw, schilderij van Johannes Vermeer, 1663, Collectie Rijksmuseum, Amsterdam, SK-C-251Jan Willemsen van Sollen schrijft op 4 januari 1672 uit Suriname aan zijn vrouw Teuntje Jacobs in Vlissingen en meldt dat hij gezond is, wat hij ook hoopt van haar en de kinderen, Hij stuurt zijn vrouw 1.286 pont goede suiker die hij zelf heeft geoogst. Hij heeft nog een voorraad van 3.000 pond van deze suiker. Eerst was er moeilijk aan suiker te komen, nu gaat dat goed, maar nu is er het probleem van gebrek aan vaten.
Aan zijn vrouw stuurt hij ook twee Surinaamse oxhoofden suiker. Willemsen is nu vol goede moed nadat hij er lange tijd slechts aan toe is geweest. Hij was van streek geraakt door de laatste brief van zijn vrouw (de precieze oorzaak wordt niet vermeld).
Schipper Cornelis Bergen ligt in Suriname en zal doorvaren naar Berbice, om welke reden hij niet in diens schip wil verschepen. Men kijkt in Suriname al lange tijd uit naar de komst van Jan Andriessen (deze arriveerde op oudejaarsdag 1671), dus vermoedelijk is de brief veel eerder geschreven dan 13 januari 1672). Gezien de ondertekening in een ander handschrift is het waarschijnlijk dat Jan Willemsen van Sollen een professionele briefschrijver heeft gehuurd om deze brief te schrijven. De standaard beschrijvingen over gezondheid en godsvertrouwen wijzen daar ook op.
Tot slot meldt hij per schipper Adriaen Tandt 2.135 pond suiker aan Maertjes Arens verscheept te hebben.

Jan Willemsen van Sollen

PlattegrondVlissingen 1740 Plattegrond van Vlissingen omstreeks 1740, tekening A. ter Meer Derval, Den Haag, 30 augustus 1931, Gemeentearchief Vlissingen, HTA 2041.In een brief aan hem van Raphael Berk wordt hij koopman genoemd,[1] maar hij is wellicht eerder planter dan koopman. In de brief staat namelijk dat hij de suiker ‘zelf gewonnen’ (geoogst) heeft. In een andere brief, van 8 december 1664 van Corneles P. de Graef aan Joost van Breen, wordt zonder verdere bijzonderheden een Jan Willems genoemd.[2]
Jan Willemsen is getrouwd met Teuntje Jacobs; het echtpaar heeft kinderen. Teuntje Jacobs komt tussen 1659 en 1669 als moeder van zes kinderen voor te Bruinisse. Zij is getrouwd met een Jan Hubregtse en zal daarom vermoedelijk niet de vrouw van Jan Willemsen van Sollen zijn, tenzij ze daarna weduwe is geworden, met Jan Willemsen getrouwd is en beiden voor 1672 samen twee of meer kinderen hebben gekregen.

Keistraat
De niet meer bestaande Keistraat, waar de geadresseerde woonde, was een straat in de wijk Breewaterstraat in het centrum van Vlissingen, maar bestond rond 1740 al niet meer.[3]

Jan Andriessen

TE000444-IKaart van Suriname uit 1686, met daarop alle aanwezige plantages aangegeven, tekening, ZB Beeldbank Zeeland, recordnr. TE000444Jan Andriessen, schipper op de Aerdenburch, was leverancier van goederen voor het garnizoen te Paramaribo. Er bestaat een rekening van hem voor leverantie van vlees ten dienste van het garnizoen volgens ordonnantie van 16 februari 1671. Een rekening gericht aan Geleijn Blonckebijle bevindt zich in de archieven van Rekenkamer C van het Zeeuws Archief: Aan Geleijn Blonckebijle, koopman te Vlissingen, boekhouder van de Biekorff van schipper Jacob Soetelinck en van het schip Fort Zeelandia, voor transport van 'vivres en ammunitie' en voor leverantie van goederen aan de soldaten volgens ordonnantie van 17 december 1672.[4]

Adriaen Tan(d)t
Of schipper Adriaen Tan(d)t in 's lands dienst of op een koopvaardijschip diende, is niet duidelijk. Wel komt hij begin jaren ´70 voor als schipper van de WIC als hij op Suriname vaart en daar wisselbrieven, vaten spek en vlees, bedorven buskruit en victualie voor soldaten brengt of meeneemt. Na 1672 komt hij niet meer voor in de administratie.[5]

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabijgelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Literatuur
*G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008).
*John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
*F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
*Nettie Schwartz, ‘Weggaan of blijven? Brieven uit Suriname van Zeeuwse landverhuizers in 1672’, in: Archief (2012) 93-150.
*H. den Heijer, ‘Over warme en koude landen. Mislukte Nederlandse volksplantingen op de Wilde Kust in de zeventiende eeuw‘, in: De Zeventiende Eeuw 21 (2005) 79-90.

Noten
[1] HCA 30 1059 I Jan Willems Vlissingen 1672.
[2] HCA 30 1054 Joost van Breen koopman Middelburg 8 december 1664.
[3] H.P. Winkelman, Geschiedkundige plaatsbeschrijving van Vlissingen (Vlissingen, 1873).
[4] ZA, toegang 508, Rekenkamer C, inv. nrs. 1420 en 1424a, folio 275v en 276r.
[5] ZA, GIDS 102, Gids Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692), inv.nrs. 922, 924, 963, 1055.

Deze context hoort bij de volgende brief:
*HCA 30 1059 I Teuntje Jacobs vrouw van Jan Willemsen Keijstraat naast Leendert R. Vlissingen 13 januari 1672