Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting

Rede ParamariboDe rede van Paramaribo in het laatste kwart van de zeventiende eeuwJ. van Ruijven schrijft op oudjaarsdag 1671 vanuit Suriname aan Adriaen Tandt in Vlissingen. Met het schip de Puut (Zeeuws voor kikker) heeft hij twee wisselbrieven meegezonden, en hij hoopt dat die gearriveerd zijn. Op 20 oktober overleed kapitein Jacob Dimessen in Suriname. Deze heeft Van Ruijven gevolmachtigd om hem als executeur testamentair op te treden. In diens papieren vond hij een assignatie van 396 pond suiker die Dimmessen van Tandt op Van Ruijven moest innen. Omdat Van Ruijven zegt hiervan nooit gehoord te hebben beweerd hij richting Tandt dat hij niet weet hoe hij daarmee om moet gaan. Temeer omdat Van Ruijven van Tandt zelf weer een obligatie van 250 pond suiker op Dimmissen heeft ontvangen. Graag wil hij per omgaande weten hoe dit geregeld moet worden.
Met kapitein Constand is ruim 3.000 pond suiker meegegeven. Van Mildert heeft hij nog niets ontvangen. Claes Raes en Jan Dimmessen (de broer van Jacob) zijn op 20 december gearriveerd en Jacob Soeteling een dag later.

Jan van Ruijven
De planter Jan van Ruijven verhuisde op 3 april 1669 met vrouw, kinderen en zes slaven van Tobago naar Suriname, waar hij al snel een prominente positie innam: zijn naam prijkt regelmatig als getuige of ondertekenaar op verschillende documenten.[1] Zijn vele brieven naar Zeeland getuigen bovendien van een uitgebreide kennissenkring in de Republiek. Later zou hij zelfs deel uitmaken van het bestuur van de kolonie. Van Ruijven vocht een langdurige ruzie uit met Johannes Basseliers, de eerste dominee in Suriname, voornamelijk over het gebruik van diens land. Van Ruijven had een aantal vaste correspondenten in Zeeland, zoals de reders Johan en Pieter Boudaen Courten en Laurens Verpoorten, en de Vlissingse vendumeester De Backer.

Van Van Ruijven zijn ook de volgende brieven afkomstig:
*HCA 30 223 schipper Pieter Heerents Middelburg 17 oktober 1671
*HCA 30 228 Maria Huijgens Middelburg 6 augustus 1672 en contextinfo
*HCA 30 1059 I Gerard Blaese koopman Vlissingen 29 december 1671
*HCA 30 1059 I Pieter Constant kapitein Vlissingen 31 december 1671
*HCA 30 1059 I Cornelis Dankerts Veere 31 december 1671
*HCA 30 1059 I Willem Hodge schipper Vlissingen 31 december 1671
*HCA 30 1059 I Adriaen van Geel koopman Vlissingen 31 december 1671
*HCA 30 1059 I Cornelis Janssen bootsman van Barrevouters Vlissingen 31 december 1671  
*HCA 30 1059 I Cornelis Dankerts Veere 31 december 1671
*
HCA 30 1059 I Jan Riecke stuurman Vlissingen (25 december 1671)
*HCA 30 1059 I Abraham Teerlink koopman Vlissingen 29 december 1671 

Adriaen Tandt
Adriaen Tant was schipper en handelaar op Bordeaux met brandewijn in 1670. Er is ook een Adriaan Gillissen Tandt die op 12 oktober 1669 met Catelijntje Brandts trouwt, als weduwnaar van Abigel Beuijens, maar het is onzeker of dit dezelfde persoon is.[2]

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog

TE000444-IKaart van Suriname uit 1686, met daarop alle aanwezige plantages aangegeven, tekening, ZB Beeldbank Zeeland, recordnr. TE000444De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabijgelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Literatuur
*G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008). 
*John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
*F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
*Nettie Schwartz, ‘Weggaan of blijven? Brieven uit Suriname van Zeeuwse landverhuizers in 1672’, in: Archief (2012) 93-150.
*H. den Heijer, ‘Over warme en koude landen. Mislukte Nederlandse volksplantingen op de Wilde Kust in de zeventiende eeuw‘, in: De Zeventiende Eeuw 21 (2005) 79-90.

Noten

[1] Tom Weterings ‘Zeeuws Suriname, 1667-1683’ in: OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis 30 (2011) 338-355.
[2] ZA, context toegang met individuen; toegang 7357, Hervormde Gemeente Vlissingen, inv.nr. 538, fol, 4 verso.

Deze context hoort bij de volgende brief:
*HCA 30 1059 I Adriaen Tandt Vlissingen 31 december 1671