Samenvatting inhoud brief:
De Veersche of Dampoort aan de stadszijde van Middelburg, tekening Jacob-Huibregt Hollestelle, 1873. Bron: KZGW, Zelandia Illustrata II, 0338.Jasper Danckaerts schrijft op 1 december 1664 uit Basse Terre op St. Christoffel (St. Kitts) aan zijn ongehuwde zus Pieternelle Danckaerts, thuis bij haar moeder Pieternelle Danckaerts-Schilder, wonend op het adres In de Coopvaerder bij de Dampoort in Middelburg en bevestigt de ontvangst van haar brief van 30 augustus, waaruit hij verneemt dat zij, hun moeder en de kinderen in goede gezondheid waren. Hijzelf is ook gezond.
De knecht van Soute, wiens ouders op de hoek van de Balans in De Drij Swanen wonen, is overleden en daar was Soute zeer bedroefd over.
Jasper verlangt naar zijn vaderland en in het bijzonder naar de kerk, althans zo brengt hij dat in eerste aanleg. In vergelijking met andere brieven van Danckaerts bevat deze brief aan zijn zus erg veel bijbelcitaten. Vervolgens bedankt hij voor het overbrengen van een brief aan de dienstbode van de familie Potteij, waarmee is bedoeld Susanna van Spijkershof, zoals we weten uit een brief aan haar.[1] Hij zou graag willen weten wat zijn moeder en zijn zus van Susanna vinden. Duidelijk wordt uit deze brieven, dat Jasper een toekomst samen met Susanna voor zich ziet.
Jasper is ontevreden over (Adriaen) de Klerck, van wie hij nog geen enkele brief heeft ontvangen.[2] Hij zal een brief sturen aan Adriaens vader (François de Klerck).[3]
Pieternelle, die waarschijnlijk graag nieuws over leven en werk op St. Kitts had willen horen, krijgt in plaats daarvan een anderhalve pagina lange lekenpreek naar aanleiding van bijbelteksten over het onderhouden van de sabbat. Hij geeft daarbij behoorlijk af op het joodse volk en maakt duidelijk dat die wel een dier in nood mogen redden op de sabbat, maar geen brood mogen rapen, omdat dat laatste ook voor de sabbat gedaan kan worden. Maar veel mensen zien het verschil in die noodzaak niet en hij vergelijkt de meeste mensen met de schriftgeleerden en farizeeërs door te stellen dat ze stikken in een vlieg (dat moet zijn een vlieg uit de wijn zeven), maar wel een kameel kunnen verzwelgen (een verwijzing naar Mattheus 23:24),[4] omdat als ze thuis naar de kerk gaan op de terugweg niet durven om onderweg naar huis een pul bier te drinken in de herberg, maar ’s avonds wel naar de kroegen op de kade gaan om zo veel mogelijk wijn te zuipen: ‘want t’huis sijnde hebben sij op den sondach niet een kanne bier in het wandelen in een herbergh willen drincken, maer des avonts op de kaij daer kost men de wijn wel vinden, niet alleen voor den dorst maer noch hooger en noch meer.
Soute en Jasper zijn begonnen samenkomsten te organiseren, aanvankelijk met succes, maar nu komt er nog nauwelijks nog iemand, mede door de afstand en de geringe godsdienstige belangstelling. Zij houden er nu mee op totdat erom wordt gevraagd. Jasper zou graag een goede predikant zien komen.
Hij is blij dat zijn broer Jacob goed terecht is gekomen in Amsterdam; zelf zou hij ook graag een positie in het vaderland vinden.
Tot zijn verdriet heeft hij vernomen dat Pieter (een broer van Jasper) het niet goed maakt en dat ook Pieternelle ziek is geweest. Hij wenst hun toe dat de bezoeking van ziekte tot heil van hun zielen mag dienen.
Intussen heeft hij een brief van Jacob ontvangen, die in goede gezondheid verkeert.
In een naschrift meldt hij dat de knopen van Jan de Blieck zijn verkocht en de tegenwaarde van 125 pond suiker hebben opgeleverd.
Jasper Danckaerts
Voor informatie over de briefschrijver zijn we aangewezen op zijn brieven in de verzameling Zee(uw)post. Jasper Danckaerts is de zoon van Pieter Danckaerts, overleden, en Pieternelle Schilders. Hij heeft twee broers, Jacob, die blijkens de brief zich in Amsterdam heeft gevestigd, en Pieter,[5] en zus Pieternelle (waarover behoudens in deze brief niets terug te vinden is). Een Jasper Dankers, gewoond hebbende Dam Zuidzijde te Middelburg, werd op 22 december 1703 begraven in de Oostkerk te Middelburg.[6] Niet is vast te stellen of deze overledene en de briefschrijver identiek zijn.
Andere brieven van Jasper Danckaerts
*HCA 30 1054 aan dhr. Potteij Molstraat Middelburg 4 december 1664
*HCA 30 1054 Jacob Sautijn Molstraat 9 of 11 in de Mol Middelburg 4 december 1664
*HCA 30 1054 Jan Antonissen Smit Molstraat 3 de Spaensche vloot Middelburg 4 december 1664
*HCA 30 1054 Adriaen de Klerck Herenstraat tegenover de Faem Middelburg 1 december 1664
*HCA 30 1054 François de Klerck op de Wal over de St. Pieter Middelburg 2 december 1664
*HCA 30 1054 Pieternelle Schilders weduwe Pieter Danckaerts Dampoort in de Coopvaerder Middelburg 7 december 1664
*HCA 30 1054 Pieternelle Danckaerts jr. Dampoort in de Coopvaerder Middelburg 1 december 1664
St. Christoffel
Kaart van St. Christoffel (het huidige St. Kitts) uit 1729. De Zeeuwse nederzetting Caap Ster bevind zich in het uiterste noordwesten van het eiland, bron: Wikimedia CommonsSt. Christoffel heet tegenwoordig St. Kitts, ook bekend als Saint Christopher Island, gelegen in de Caribische Zee en behorend tot de Kleine Antillen. Blijkens onderzoek van Monique Klarenbeek naar onder meer 139 uit St. Christoffel afkomstige, gekaapte brieven bedreven Nederlanders daar handelsactiviteiten in de zeventiende eeuw.[7] De volgende citaten zijn afkomstig uit haar doctoraalscriptie uit 2006.
‘Phillippe de Longvilliers du Poincy, ridder in de Orde van Malta, sloot als gouverneur van St. Christoffel in 1640 een contract met kooplieden uit Middelburg voor de exclusieve handel op het eiland’ (...) ‘De handel op het eiland was grotendeels in handen van particuliere kooplieden uit de Republiek, net zoals overal in de Caraïbische wateren’.[8]
‘Het grootste deel van de Nederlanders op het eiland was mannelijk en slechts voor een korte periode op het eiland. Ze zijn onder te verdelen in twee groepen. Ten eerste waren er tenminste vijftien vermoedelijk jongere mannen die in opdracht van een koopman of handelshuis uit de Republiek voor enige tijd de zaken waarnamen op het eiland. Deze handelaren hoopten met enig kapitaal, ervaring en een zeker netwerk naar huis terug te keren’.
(…) ‘Ten tweede waren er de reizigers die hun eigen cargasoen begeleidden of die van familie of vrienden. Ze huurden een deel van het schip voor koopwaar die ze op het eiland wilden verkopen om na ontvangst van geld of retourgoederen weer naar de Republiek te vertrekken. Zij woonden niet op het eiland en bleven niet lang.[9]
‘Het waren vooral de Zeeuwen die actief waren in West-Indië, in de WIC, als kolonisten, in de kaapvaart en (…) als particuliere handelaren.’[10]
‘De door de Nederlanders gestimuleerde suikerteelt echter gaf de eilandeconomie pas echt een groeispurt.’[11]
‘Tabak, katoen en suiker waren met de verfstof indigo de exportproducten van het eiland.’[12]
‘Met hun wereldwijde handelsnetwerk en financiële steun droegen de kooplieden uit de Republiek in de eerste helft van de 17de eeuw in hoge mate bij aan de groei van de tabaks- en suikerteelt op het eiland. Door de lage vrachtkosten in de Republiek was het mogelijk verschillende soorten koopwaar tegen een redelijk prijs te leveren. De suiker en de tabak, waarmee de planters de koopwaar betaalden, zorgden voor een bloeiende tabaks- en suikerindustrie in de Republiek. Er bestond een intensieve handelsverbinding tussen de Republiek en het Frans-Engelse eiland, waarbij de schippers van de meer dan honderd Nederlandse schepen die het eiland jaarlijks aandeden, een belangrijke rol speelden. Zij behartigden de belangen van zowel de kooplieden in de Republiek als van de kooplieden op het eiland.
Vanaf 1664 veranderde de situatie, toen eerst Engeland en later Frankrijk met drastische protectionistische maartregelen kwamen om hun eigen handel te stimuleren ten koste van de Nederlandse kooplieden. Tegen de wil van de planters op het eiland werd de handel met de Nederlanders steeds meer aan banden gelegd.’[13]
De Tweede Engelse Oorlog (1665-1667)
Strenge scheepvaartwetten van de Britten, die onder meer export van Britse goederen naar niet-Britse landen door buitenlanders verboden, lagen ten grondslag aan de oorlog tussen de Republiek en Groot-Brittannië. Ook constante conflicten in de koloniale gebieden vormden hiervoor de aanleiding. Zo veroverden de Britten in 1664 Curaçao en Nieuw-Amsterdam en werden door Robert Holmes Nederlandse forten op de Afrikaanse kust ingenomen. De Ruyter, die op strafexpeditie naar Afrika en West-Indië werd gestuurd, heroverde deze forten weer. Een door de Staten-Generaal in oorlog geïnitieerde actie die tegenwoordig nogal eens volstrekt buiten de context wordt uitgelegd als zou De Ruyter hiermee bewust de slavenhandel en slavernij in stand gehouden hebben.
De oorlog werd vooral ter zee uitgevochten. De Britten namen 522 Nederlandse koopvaardijschepen buit. Tijdens deze oorlog zat het de Britten niet mee. In 1665 brak de pest uit in Londen en op 12 september 1666 woedde een grote brand in de stad. De eerste zeeslag, die van 13 juni 1665 in de Slag bij Lowestoft werd nog gewonnen door de Britten, maar in de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) trokken de Nederlanders aan het kortste eind. De Tweedaagse Zeeslag (4 augustus 1666) was wederom een overwinning voor de Britten, waarna Terschelling in de as werd gelegd. Raadpensionaris Johan de Witt revancheerde zich met een plan om de thuisbasis van de Engelse vloot aan te vallen. Tussen 19 en 24 juni 1667 voer een vloot onder De Ruyter de Thames op en vernietigde bij Chatham drie kapitale en tien andere oorlogsschepen en nam het vlaggenschip HMS Royal Charles op sleeptouw als buit mee naar de Republiek. Op 31 juli 1667 werd de Vrede van Breda gesloten tussen beide mogendheden.
Noten
[1] HCA 30 1054 aan dhr. Potteij Molstraat Middelburg 4 december 1664
[2] HCA 30 1054 Adriaen de Klerck Herenstraat tegenover de Faem Middelburg 1 december 1664
[3] HCA 30 1054 François de Klerck op de Wal over de St. Pieter Middelburg 2 december 1664
[4] Romeinen 23:24: ‘Bijbelgeleerden en Farizeeën! Het ziet er voor u slecht uit! Huichelaars, u geeft tien procent van wat u heeft aan munt en andere kruiden aan de tempel, maar waar het op aankomt, goedheid, medelijden en trouw, daar houdt u zich niet mee bezig. U moet het ene doen en het andere niet nalaten. Jullie zijn blinde leiders en zeven de wijn om er een mug uit te halen. Maar een kameel slikt u door.’
[5] HCA 30 1054 Pieternelle Schilders weduwe Pieter Danckaerts Dampoort in de Coopvaerder Middelburg 7 december 1664
[6] ZA, Toegang 511, Rekenkamer D, (1573) 1597-1805 (1808), inv. nr. 59591 Begraaflijst Middelburg 1703, opgenomen in Genealogische Afschriften 439.
[7] M. Klarenbeek ‘Grutters op de Antillen: Particuliere kooplieden uit de Republiek op het eiland Sint Christoffel in de zeventiende eeuw’ in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 32/2 (2013) 20-37.
[8] M. Klarenbeek (a) ‘Grutters op de Antillen’, 11.
[9] idem, 14.
[10] idem, 18.
[11] idem, 26.
[12] idem, 27.
[13] idem, 17, 45.
Deze contextinformatie hoort bij de volgende brief:
*HCA 30 1054 Pieternelle Danckaerts jr. Dampoort in de Coopvaerder Middelburg 1 december 1664