Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?


Samenvatting inhoud brief:

NG-2012-41De strandstraat in Kaapstad met een pakhuis van de VOC en het Kasteel op de achtergrond, april-mei 1786, tekening Jan Brandes, collectie Rijksmuseum Amsterdam, NG-2012-41.De heer Tobias Christiaan Rönnenkamp schrijft vanuit Kaap de Goede Hoop een brief aan de heren Stephan Hendrik Rasche en Zoon te Middelburg. In de brief geeft hij als eerste aan dat hij, tegen zijn gewoonte in, door drukke bezigheden nog niet heeft terug kunnen schrijven op twee vriendelijke brieven die hij van de heren heeft ontvangen.

Hij wil dan ook bij deze communiceren over hoe geldzaken in de gepasseerde jaren zijn verlopen. Zo heeft schipper Adrianus de Keijzer hem in het voorliggende jaar toen hij arriveerde bij Kaap de Goede Hoop te kennen gegeven dat hij voor vertrek uit Europa ten behoeve van de heren een obligatie ter waarde van f 400,- heeft laten passeren die aan de heer Rönnenkamp zou worden betaald. Echter omdat de heer Rönnenkamp van de heren geen schuldbrief hierover had ontvangen vond hij dat hij niet het gemelde van schipper de Keijzer kon vorderen. De schipper heeft wel voor zijn vertrek naar Batavia op verzoek van de heer Rönnenkamp het geld bij een gemachtigde aldaar achtergelaten zodat het bedrag alsnog geïncasseerd kon worden na ontvangst van een volmacht. Dit is dan ook gebeurd nadat de heer Rönnenkamp de brief van 17 oktober, zoals hiervoor vermeld, van de heren had ontvangen. De gemachtigde heeft bij het afgeven van het geld een niet getekende kwitantie ontvangen aangezien de heer Rönnenkamp geen obligatie daarvan heeft gekregen. Vervolgens meldt hij eenzelfde soort situatie, waarbij hij van Johannes van Blanckenberghe enig geld heeft gekregen met daarbij de uitleg dat dit voor de rekening was van de heren. Hij heeft een bedrag van f 319,80 ontvangen en waarop de heer Rönnenberg aan Johannes van Blanckenberge een kwitantie heeft gegeven om hem daarmee tevreden te stellen.
De neef Rönnenberg geeft vervolgens aan dat de brieven waarin de heren het incasseren van twee posten aan de heer Rönnenberg niet zijn afgegeven door de medenemers en dat het aan de eerlijkheid van de lieden te danken is dat zij hebben betaald. Het verwonderd de heer Rönnenberg dan ook dat de heren hun brieven niet dubbel afzenden met twee verschillende schepen, waardoor in ieder geval één exemplaar wel zal overkomen.
De heer Rönnenberg geeft vervolgens aan dat de heren volgens de bijgevoegde bijlage nog recht hebben op f 382,10 van hem, dit zal hij bij de eerst voorkomende gelegenheid aan de heren toen toekomen. Hij twijfelt er niet over dat de heren het bijgevoegde document als in orde zullen bevinden.
Tot slot geeft hij nog de stand van zaken aan betreffende twee debiteuren. Van de schipper Lindeman valt aldus verkregen informatie niets te halen, echter hij zal niet verzuimen om als de schipper weer aankomt voor de heren het beste te bewerkstelligen. Daarnaast geeft hij aan dat oppermeester Ezechiël Lombard geen geld is komen afgeven.

Hij sluit vervolgens af met de zin dat hij met alle achting zijn en blijven zal.

Rasche
Koopman Stephan Hendrik Rasche was een Duitse koopman uit Iserlohn (nabij Dortmund in Noordrijn-Westfalen), die anno 1768-1769 in Zierikzee woonachtig was, maar klaarblijkelijk niet als poorter stond ingeschreven, omdat hij in een notariële akte tot tweemaal toe als inwoner van Het Duitse plaatsje stond vermeld.[1] Later moet hij naar Middelburg zijn verhuisd.

De Vierde Engelse Oorlog in de Oost
Het postvervoer van de VOC geschiedde rond de tijd van de Vierde Engelse Oorlog nog met de retourschepen van de compagnie, al werd in crisissituaties een enkele maal al gebruik gemaakt van jachten of pakketboten, een ontwikkeling die pas na 1780 structureel werd. Op de brieven zat nog geen port. De invoering van stempels waarop dit werd geheven en transport in speciale brievenkisten en via pakketvaart werd pas na 1783 geïnitieerd. Er was ook een postroute over land door het Midden-Oosten en via Italië, maar deze was zeer risicovol.
Groot-Brittannië had de Republiek op 20 december 1780 de oorlog verklaard. Dit met name naar aanleiding van de smokkelhandel met wapens vanuit het West-Indische eiland St. Eustatius naar de opstandige Amerikanen die zich onafhankelijk hadden verklaard van Groot-Brittannië. Ook het onderscheppen van een handelsovereenkomst tussen het gewest Holland en de Verenigde Staten (het zogenaamde ‘preparatoirlijk tractaat’) zette kwaad bloed. De uiteindelijke beslissing van de Republiek om zich aan te sluiten bij het Verbond van Gewapende Neutraliteit met Rusland en de Scandinavische landen, was de druppel die de emmer deed overlopen. Op de Noordzee wemelde het spoedig van de Britse marine- en kaperschepen, maar in West-Indië veroverden de eerste Britse troepen pas in februari 1781 de eerste Nederlandse bezittingen. In Oost-Indië duurde het bijna een half jaar voordat men op de hoogte was van het uitbreken van de oorlog.
Een eskader Britse schepen onder commodore George Johnstone werd eropuit gestuurd de Nederlandse Kaapkolonie te veroveren. Frankrijk kwam achter de plannen van deze missie en stuurde admiraal Bailli de Suffren uit om dit te dwarsbomen. Op 16 april 1781 ontmoetten beide vloten elkaar bij de Kaapverdische Eilanden, wat resulteerde in de slag om Porto Praya.

Suffren zeilde naar Kaap de Goede Hoop, terwijl Johnstone in Porto Praya achterbleef voor herstelwerkzaamheden. Het resultaat was dat Johnstone op een zeer goed verdedigde kolonie stuitte toen hij daar in juli aankwam. Hij besloot niet aan te vallen. Uit voorzorg hadden de Nederlanders hun vloot, beladen met goederen, westwaarts gestuurd en waren in de Saldanhabaai voor anker gegaan. Ze hadden orders in geval de Britten zouden opdagen, hun schepen in brand te steken en te doen zinken. Helaas waren ze niet erg waakzaam. Een van Johnstone’s fregatten, die de Franse driekleur voerde, onderschepte een Nederlandse koopvaarder, die de baai een dag tevoren richting het Oosten had verlaten. Dit schip was de Held Woltenmade onder kapitein Vrolijk. Hierdoor wist Johnstone waar de Nederlandse vloot zich ophield.

Johnstone kreeg op 21 juli 1781 de Nederlandse vloot in het vizier en voer de Saldanhabaai binnen, terwijl hij de Franse vlag voerde. Toen hij de Britse vlag hees, opende hij het vuur en verraste daarbij de Nederlanders compleet. De Nederlanders konden niet ontsnappen en besloten hun schepen liever te vernietigen, dan ze in Engelse handen te laten vallen. Daarom kapten ze de ankertouwen, verwijderden hun topzeilen en probeerden hun schepen te laten stranden. Toen dit was gedaan, trachtten ze hun schepen in brand te steken. Het lukte de Britten echter om de vuren te blussen, en de schepen de Dankbaarheid, Parel, Honkoop en Hoogkarspel werden in beslag genomen. Het schip de Middelburg brandde wel hevig en explodeerde. De lading van de schepen vertegenwoordigden een waarde van 3,3 miljoen gulden.[1] Er waren weinig Nederlandse slachtoffers en aan Engelse zijde zelfs niet één. De Britten stuurden de in beslag genomen schepen door naar Engeland. Slechts twee bereikten hun bestemming. Een Frans fregat viel de Hoogkarspel aan, maar deze wist te ontsnappen naar Mount’s Bay, voor de kust van Cornwall, vanwaar ze verder werd begeleid. Ook de Parel werd door twee Franse schepen aangevallen, maar ook zij wist te ontsnappen. De Dankbaarheid en de Honkoop gingen verloren. Het is niet duidelijk of dit het gevolg was van vijandelijkheden of van de grillen van de zee.
De Britten hadden de Dankbaarheid en de Honkoop verzekerd, zodat ze ondanks het verlies van beide schepen toch hun voordeel haalden uit het verzekeringsgeld. De meeste brieven bevonden zich aan boord van de Dankbaarheid, een schip van de VOC-kamer Rotterdam onder bevel van Hendrik Steedsel, dat op 20 januari 1781 vanuit Bengalen vertrok en van 25 april tot 13 mei bij Kaap de Goede Hoop verbleef. De brieven afkomstig uit de Dankbaarheid zijn met een Brits schip meegenomen naar Engeland. Het schip de Parel werd door de Britse kooplieden Charles en Edward Hague verkocht aan de Vlissingse handelsfirma Johannes Louijsse en Zoon, die het vervolgens weer doorverkocht aan de kamer Zeeland van de VOC. Deze had namelijk meerdere schepen verloren tijdens de oorlog.[2]

De Slag om Saldanhabaai (1781)

Saldanhabaai Bron: wikimedia: By Pipples91 - Own work, CC BY-SA 4.0Saldanhabaai Bron: wikimedia: By Pipples91 - Own work, CC BY-SA 4.0De Slag om de Saldanhabaai (21 juli 1781) was een maritieme actie even buiten de Nederlandse Kaap De Goede Hoop kolonie. Een squadron Engelse marineschepen onder commando van commodore George Johnstone nam vijf Nederlandse VOC schepen in beslag en een zesde werd vernietigd. Er waren weinig tot geen Nederlandse slachtoffers en aan Engelse zijde zelfs geen één.
Johnstone had de opdracht om de Nederlandse nederzetting Kaap De Goede Hoop te veroveren. Frankrijk kwam echter achter de plannen van deze missie en stuurde admiraal Bailli de Suffren, die de missie dwarsboomde. Op 16 april 1781 ontmoetten beide vloten elkaar bij de Kaapverdische Eilanden, wat resulteerde in de slag om Porto Praya.

Suffren zeilde naar Kaap De Goede Hoop, terwijl Johnstone in Porto Praya bleef voor herstelwerkzaamheden. Het resultaat was dat Johnstone op een zeer goed verdedigde kolonie stuitte toen hij daar in juli aankwam en besloot om niet aan te vallen. Uit voorzorg hadden de Nederlanders hun vloot, beladen met goederen, westwaarts gestuurd om in Saldana Bay voor anker te gaan. Ze hadden orders om in geval dat de Britten zouden opdagen, hun schepen in brand te steken en te doen zinken. Helaas waren ze niet erg waakzaam. Een van Johnstone’s fregatten, die de Franse driekleur voerde, onderschepte een Nederlandse koopvaarder, die de baai een dag tevoren had verlaten, richting het Oosten. Dit schip was De Held Woltenmade onder kapitein Vrolijk. Hierdoor wist Johnstone waar de Nederlandse vloot zich ophield.
Bij Saldana Bay aangekomen kreeg Johnstone de Nederlandse vloot in het vizier en voer de baai binnen, terwijl hij de Franse vlag voerde. Toen hij de Britse vlag hees, opende hij het vuur en verraste daarbij de Nederlanders compleet. De Nederlanders konden niet ontsnappen en besloten hun schepen te vernietigen, liever dan ze in Engelse handen te laten vallen. Daarom kapten ze de ankertouwen, verwijderden hun topzeilen en probeerden hun schepen te laten stranden. Toen dit was gedaan, trachtten ze hun schepen in brand te steken. De Britten probeerden de vuren te blussen, hetgeen lukte, en de schepen De Dankbaarheid,Parel, Honkoop en Hoogkarspel werden in beslag genomen. Het schip De Middelburg brandde te hevig en explodeerde.[3]
De Britten stuurden de in beslag genomen schepen door naar Engeland. Slechts twee bereikten hun bestemming. Een Frans fregat viel de Hoogkarspel aan, maar deze wist te ontsnappen naar Mount’s Bay, vanwaar ze verder naar Engeland werd begeleid. Ook de Parel werd door twee Franse schepen aangevallen, maar ook zij wist te ontsnappen. De Dankbaarheid en de Honkoop gingen verloren. Het is niet duidelijk of dit het gevolg was van vijandelijkheden of van de grillen van de zee. De brieven afkomstig uit de Dankbaarheid zijn met een Brits schip meegenomen naar Engeland.
De Britten hadden de Dankbaarheid en de Honkoop verzekerd, zodat ze ondanks het verlies van beide schepen toch hun voordeel haalden uit het verzekeringsgeld.

Literatuur
*Johan Francke, Al die willen te kaap’ren varen. De Nederlandse commissievaart tijdens de Vierde Engelse Oorlog, 1780-1784 (Zutphen, 2019).
*Willem de Bruin, De Gouden Rots. Hoe op St. Eustatius wereldgeschiedenis werd geschreven (Amsterdam, 2019).
*Barbara Tuchman, Het eerste saluutschot. De Amerikaanse vrijheidsstrijd en de Republiek (Houten, 1988).
*Jan Willem Schult Nordholt, The Dutch Republic and American Independence / Voorbeeld in de verte. De invloed van de Amerikaanse Revolutie in Nederland  (Chapel Hill, 1982/Baarn, 1979).

Noten
[1] ZA, toegang 5025, Rechterlijke Weeskamer en Notariële Archieven, Schouwen-Duiveland, inv.nr. 4272. Notariële akte, 11 juli 1768, Nicolaas van der Zwaan.
[1] Perry Moree, Met vriend die God geleide. Het Nederlands-Aziatische postvervoer ten tijde van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (Zutphen, 1998) 79.
[2] Idem, 78-80.
[3] De schepen die buitgemaakt werden: De Dankbaarheid onder kapitein Steedsel, Parel onder kapitein Plockker, Honkoop onder kapitein Land, Hoogkarspel onder kapitein Harmeyer, De Held Woltenmade onder kapitein Vrolijk, De Middelburg onder kapitein van Gennip.

Bij deze contextinformatie hoort de volgende brief
*
HCA 30 726 Stephan Hendrick Rasche & zoon Middelburg 15 juni 1778