Inhoud brief
Christiaan Bohemer
Christiaan Bohemer wordt in twee publicaties uit 1770 en 1776 vermeld als drukker c.q. uitgever te Middelburg.[1]
De Vierde Engelse Oorlog
Tussen 1688 en 1780 bestond tussen Groot-Brittannië en de Republiek meer dan negentig jaar lang een militaire alliantie met wederzijdse verplichtingen. De Republiek had zijn vloot decennialang verwaarloosd en kon daaraan eigenlijk niet meer voldoen. Daar stond tegenover dat Britse kapers en marineschepen in de vele oorlogen met Frankrijk op grote schaal neutrale Nederlandse koopvaardijschepen opbrachten. De wederzijdse irritatie bereikte een hoogtepunt toen gouverneur Laurens de Graaff in 1776 een militair saluut bracht aan het Amerikaanse kaperschip Andrew Doria op de rede van St. Eustatius. Dat was een erkenning van de VS nog voordat welk ander land dat gedaan had. De Britten ergerden zich aan de grootschalige buskruit- en wapenexport die vanuit het kleine eilandje werd bedreven met de Amerikaanse opstandelingen en ondanks Nederlandse toezeggingen ongehinderd doorgang bleven vinden. Een reeks aan incidenten leidde in de daaropvolgende jaren tot het uitbreken van de oorlog. Een belangrijke aanzet daartoe was het onderscheppen van een handelsverdrag tussen de stad Amsterdam en de VS, in geval deze onafhankelijk zouden zijn. Deze papieren werden aangetroffen bij Henry Laurens, die vanuit de VS op weg was naar de Republiek om het ambt van ambassadeur te gaan vervullen. De directe aanleiding tot de oorlog vormde de aansluiting van de Republiek bij het Verbond van Gewapende Neutraliteit met onder meer Rusland, Denemarken en Zweden. Voordat dit kon worden geratificeerd besloot Groot-Brittannië op 20 december 1780 de oorlog te verklaren. Binnen enkele maanden werden meer dan vierhonderd Nederlandse schepen buitgemaakt door de Royal Navy en Britse kaperschepen, die met honderden tegelijk de Noordzee bevolkten. Voordat een waarschuwing West-Indië had bereikt slaagde admiraal George Rodney er met een Britse vloot in om op 3 februari 1781 St. Eustatius te veroveren en alle voor anker liggende schepen op te brengen; een miljoenenstrop voor de Republiek. Ook de kolonies Suriname, Essequebo en Demerary werden ingenomen. Door de aanwezigheid van de marine bleef Curaçao wel in Nederlandse handen.[2]
De enige zeeslag van de oorlog was die bij Doggersbank op 5 augustus 1781, die eindigde in een remise. Als er al van een slag gesproken kan worden, want feitelijk waren het niet meer dan twee eskaders van acht schepen die beide een konvooi escorteerden en elkaar troffen.
Na een korte strijd, waarbij amper andere belangrijke gevechtshandelingen plaats vonden kwam het op 26 januari 1783 tot een wapenstilstand tussen beiden landen. Pas op 20 mei 1784 werd een ongunstige vrede gesloten, waarbij de Republiek vooral in Oost-Indië gebied verloor.[3]
Essequebo tijdens de Vierde Engelse Oorlog
Literatuur
*Johan Francke, ‘St.-Eustatius’, in Encyclopedie van Zeeland..
*__________, Al die willen te kaap’ren varen. De Nederlandse commissievaart tijdens de Vierde Engelse Oorlog, 1780-1784 (Zutphen, 2019).
*L. Knappert Geschiedenis van de Nederlandsche Bovenwindsche eilanden in de 18de eeuw
Antilliaanse Reeks Deel III (Amsterdam: S. Emmering 1979; onveranderde herdruk van de eerste uitgave ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff 1932).
*Erik Schumacher ‘Een opportunistisch saluut aan het nieuwe Amerika’ Historisch Nieuwsblad 7/2012.
*Barbara W. Tuchman Het eerste saluutschot: de Amerikaanse vrijheidsstrijd en de Republiek (1988) (oorspronkelijke titel The First Salute: A View of the American Revolution (Random House 1989)).
Noten
[1] ZA, toegang, 7425 Bibliotheek Willem van der Os, 1609-1890, inv. nr. E59, Paul Changuion, Memorie van Mr. Paul Changuion, oudschepen en raad, mitsgaders oudpensionaris honorair en secretaris der stad Vlissingen: nopens de procedurens van personeel arrest, tegen denzelven in zyne laatstgemelde qualiteit den XVII. october MDCCLXX. ontgonnen, op auctorisatie van de Ed. achtbare Heeren Burgemeesteren en schepenen der voorschreve stad Vlissingen, van den XVI. derzelve maand (Middelburg, s.a.); idem, inv. nr. D25, De Batavier: Openlijk, in de gehoorzaal van Middelburgs illustre school, op den XIII Mey, MDCCLXXVI, opgezongen (uitgave Bohemer, Christiaan Middelburg 1776).
[2] Alle brieven behorend tot HCA 30 339 t/m 348 zijn afkomstig uit schepen die in deze periode door het eskader van Rodney zijn buitgemaakt bij St. Eustatius, Essequebo, Demerary en in de Caribische Zee. Het gaat om de volgende schepen en schippers: Batavia (Siefke Siefkes de Graaff), Drie Gesusters (Cornelis van Uyen), Eendraght (Johannes de Bruin), Gesina Maria (Cornelis Jansz Hofker), Jacobus en Johannes (Pieter Mille), Johann Frederick (Pieter Anderson), Jonge Juffrouw Rebecca (Christiaan Heyde), Jonge Piet Heyn (Pieter Hassing), Juffrouw Johanna Maria (Christiaan Christiaansen), Neptunus (Severus Alm), Nicholaas en Jan (Dirk Paauw), Oost Zaandam (Jan de Groot Jansz.), Susanna en Eleonora (Frans Smit), Vleyt (Cornelis Michielsen), Vriendschap (Hermanus Pietersen), Welbedacht (Philip Hassold), Antony (August Hansen), Goede Vrienden (Dirk Bakker), Jonge Jacob (Klaas Nap), Mercure (Staton), Vriendschap (Albert Ammerman), Rebecca (John Hays) en Vrouw Anna (Fedde Immes). Tevens werden twaalf onbekende schepen buitgemaakt waarvan alleen de schippers bekend zijn: Osborn Deverson, Thijs Hansz., Jan Hesselse Visser, Siewert de Boer, Roelof Groenwold, Dirk Keteler, Cornelis Onin, Harms. Peeterie, Rendorf, J.H. Rifer, Robinson en W. van Velsen.
[3] Johan Francke, Al die willen te kaap’ren varen. De Nederlandse commissievaart tijdens de Vierde Engelse Oorlog, 1780-1784 (Zutphen, 2019). Zie hoofdstuk 1.
[4] A. Wisse, 'De overgave van Demerary en Essequibo in 1781', in: Historia 8 (1942) 191-192.
Deze contextinformatie hoort bij de volgende brief:
*HCA 30 339 Chr. Bohemer Middelburg 23 december 1780