Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting inhoud brief

Netscher Demerary en Berbice1De koloniën Demerary en Berbice, kaart door P.M. Netscher, 1887Deze correspondentie bestaat vier brieven, te weten een van 15 augustus 1780 en een van 8 september 1780 aan D.S. Schorer te Middelburg, een van 8 augustus 1780 en een van 8 september 1780 aan Bentink en Wardenburg te Amsterdam, en als bijlage een wisselbrief 18 september 1780 van A. de Godin ten bedrage van ƒ 200.
Leonard Joan Blom schrijft aan Daniël Steven Schorer over goederentransacties en -verschepingen; hier blijkt dat Blom (ook) voor eigen rekening handel drijft. Verder verstrekt hij aan Schorer informatie over diverse personen als (potentiële) zakenrelaties. De heer O. (Overbroek) heeft schulden over de voogdijschap die hij voert. De Godin heeft echter al zijn woorden die hij over Overbroek uitte weer teruggenomen. Opmerkelijk omdat Overbroek verboden is om op krediet op de slavenvendu aankopen te verrichten.
Een probleem voor de kolonie is volgens Blom dat er te weinig slaven zijn en die er zijn blijken al op krediet door anderen te zijn gekocht. Hij vraagt Schorer daarover om opheldering. Kapitein Knolleman is met veel artikelen in Essequebo gearriveerd en veel mensen maken daar gebruik van om inkopen te doen. Verdoel probeert met kapitein Harmsz. katoen naar Schorer te verschepen. Blom heeft zelf een overeenkomst met Verdoel gesloten waarbij deze zijn goederen voor 2/3 van de winst mag verkopen. Blom wil er zelfs voro zorgen dat Verdoel een krediet van tweeduizend gulden krijgt van Bentink & Wardenburg in Amsterdam. Graag zou hij meer schrijven, maar gebrek aan kaarslicht noopt hem ertoe hier ’s avonds mee te stoppen.

Aan Bentink & Wardenburg in Amsterdam schrijft Blom over betalingen voor goederen. Hij kondigt aan dat hij tot zekerheid van hen een testament zal laten passeren waarin hij voogden over zijn kinderen en executeurs-testamentair over zijn bezittingen in de kolonie zal aanwijzen. Hij merkt op dat hij ‘door Gods onverdiende goedheid’ welvarend is.
Blom schetst ook dat de afwikkeling van de betaling voor goederen die naar de kolonie zijn gezonden soms zeer moeizaam verloopt en lang kan duren, in het bijzonder in het geval van kolonisten die op afgelegen plaatsen zijn gevestigd. Dat kan wel twee jaar duren voordat een zaak is afgehandeld.

Daniël Steven Schorer
De geadresseerde, Daniël Steven Schorer (1737-1790), zoon van Daniël Schorer en Catharina Maria de Waal, was een telg uit een Zeeuws regentengeslacht.[1]
Tussen 1768 en 1789 was Schorer voortdurend schepen en raadslid van Middelburg (de functie van schepen kon slechts twee jaar achtereen worden vervuld). In 1775 bekleedde hij ook de functie van thesaurier. Hij was in 1779 bewindhebber van de VOC en lid van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.[2]
Uit de correspondentie met Antonius Pietersen[3] blijkt Schorer plantage-eigenaar te zijn geweest, maar onduidelijk is van welke plantage aan de Rio Essequebo. Hij bezat in ieder geval vanaf 1775 voor fl. 3.000,- aan aandelen in de koffie- en katoenplantage ‘Vrees en hoop’ aan de westkust van de Rio Demerary. Na zijn dood ging de administratie hiervan over aan de firma Turing & Co.[4]
Daniël Steven Schorer bewoonde, net als zijn vader, het huis de Dry Clavers in de Vlissingsestraat te Middelburg. Daar hingen onder meer schilderijen van Bruegel en Rubens. Ook verzamelde hij blaas- en strijkinstrumenten. Hij bezat bijvoorbeeld 17de-eeuwse violen uit Cremona. Schorer overleed in 1790.[5] Hij bedacht het Burgerweeshuis met een legaat.[6]

Het woonhuis van Daniël Steven Schorer in de Vlissingsestraat te Middelburg, foto: J. Francke, 17 juli 2018.Het woonhuis van Daniël Steven Schorer in de Vlissingsestraat te Middelburg, foto: J. Francke, 17 juli 2018.Binnen het brievencorpus Zee(uw)post bevinden zich meerdere brieven van en aan Daniël Steven Schorer:
*HCA 30 322 D.S. Schorer Middelburg 21 oktober 1780 
*HCA 30 347 D.S. Schorer Middelburg 29 mei 1780
*HCA 30 348 D.S. Schorer Middelburg 29 juni 1780
*HCA 30 348 D.S. Schorer Middelburg 25 september 1780
*HCA 30 348 D.S. Schorer Middelburg 12 augustus 1780
*HCA 30 339 Daniël Steven Schorer Middelburg 15 augustus - 8 september 1780 

Leonard Joan Blom
De schrijver, Leonard Joan Blom, wordt vermeld als secretaris en boekhouder van A[braham] de Godin.[7]
Wernaard van Vloten zegt van hem in een brief van 26 september 1780 aan G. van den Byllaardt te Utrecht: ‘Verders hebbe tot myn geselschap: daar ik veel meede omga d’heer Jan Leonard Blom, schryver en boekhouder by d’heer A. de Godin (naaste gebuur van d’hr Doedens) een perzoon wiens bezadigt en zeedig caracter verzeld met zyne godvruchtige denkbeelden my dikwerf tot nut en stigting is; en wy met elkanderen als broeders verkeeren.’[7] 

Wernard van Vloten
Van Vloten was op Essequebo secretaris en boekhouder van H.D. Doedens. Van hem zijn in het Corpus Brieven als buit acht brieven van 26 september 1780 aanwezig. ‘Na enkele omzwervingen is Wernard van Vloten werkzaam geweest als plantagedirecteur of neegerdryver’ voor de heer Paulus Cordes in Essequibo, meer specifiek op het Tijgereiland, een van de eilanden in de monding van de Essequeborivier (op de kaart het onderste eiland helemaal links). Hij combineerde die functie met het onderwijzen van de Nederlandse taal aan de drie zoontjes van zijn baas (Brief van de maand december 2009). Na een incident op de plantage besloot Van Vloten echter ander werk te zoeken en accepteerde hij de functie van secretaris en boekhouder bij de heer H.D. Doedens, ‘Oud Raad van Regeering deezer Colonie’, ook in Essequebo, maar nu op het grotere Wackename eiland. Op 26 september 1780, de datum waarop hij acht brieven naar familie en vrienden in Nederland schrijft, werkt hij daar inmiddels een jaar. Daarnaast drijft hij ook wat lucratieve handel waarbij de thuisblijvers hem behulpzaam kunnen zijn. Door toegestuurde goederen te verkopen hoopt hij in enkele jaren er financieel aardig op vooruit te gaan.[8]

Kapiteins Loef, Noels en Magnus
In de brief van 18 augustus 1780 aan Schorer noemt Blom de kapiteins Loef, Noels en Magnus als kapiteins die slaven aanvoerden. Zij worden vermeld in de Transatlantic Slave Voyages Database.
Cornelis Loef arriveerde in 1770 in Suriname met 298 slaven, in 1772 in Sint Eustatius met 312 slaven, in 1775 in Demerary en in 1775  in Essequebo met 197 slaven, in 1781 arriveerde hij in Essequebo.
Andries Noels bracht in 1773 210 slaven in Suriname en in 1775 in een niet nader aangeduide haven in de West 150 slaven,  in 1779 300 slaven in Sint Eustatius en arriveerde in 1785 in Demerary.
Een Carel Magnus bracht in 1784 180 slaven in Demerary.[9]

Essequebo tijdens de Vierde Engelse Oorlog
De kapiteins Cornelis Loeff en Rochus van Swyndregt (schippers op de MCC-schepen Watergeus en Planterslust) verklaarden voor de Middelburgse notaris Andreas Schouten dat zij op 27 februari 1781 met hun eigen en enige andere schepen voor anker lagen in de rivier de Essequebo. Die dag bracht een Spaans chip het bericht van de oorlog en dat al enkele Nederlandse schepen waren buitgemaakt door Engelse kaperschepen. Loeff begaf zich naar de wal om gouverneur Trotz te spreken. Deze brak het onderhoud af, waarop Loeff en de andere zes kapiteins besloten hun schepen onder de bescherming van het fort voor anker te laten liggen. Daar wachtten ze op orders van Trotz om hun schepen gevechtsklaar te maken. Een door Trotz naar Demerary gestuurde verkenningseenheid keerde spoedig terug met de mededeling dat Demerary al in Engelse handen gevallen was. Loeff wilde zijn schip verdedigen en beloofde 10.000 gulden. De bemanning wilde weten of dit geld van de MCC of van de WIC kwam en toen Trotz meedeelde dat de kapiteins zich bij ‘onverhoopt attaque van den vijand hebben te ruguleeren naar de manoeuvres van het forteresse’ was het hen en Loeff duidelijk dat zij geen steun kregen. Loeff wilde de rivier op zeilen in de hoop dat de Engelsen hem daar niet zouden volgen of vinden. Trotz hield zijn vertrek echter tegen en op 3 maart verscheen een kleine Engelse vloot voor het fort. Na een kort overleg liet Trotz de vlag strijken. Op de Nederlandse schepen werd dit, volgens instructie, ook gedaan. Zonder overleg gaf Trotz de zeven Nederlandse schepen over aan de Engelsen. Wel was er nog even verwarring omdat de soldaten van het fort weigerden te dienen onder Engelse vlag en onder de uitroep vlag neer, dienst neer hun geweren wegwierpen. Zij wilden pas weer in dienst als de Nederlandse vlag gehesen werd, waarin Trotz toestemde, waarna opnieuw de Nederlandse vlag omhoog ging ofschoon de kolonie al door de Engelsen bezet was. De soldaten mochten daarna met militaire eer het fort verlaten.[10]

Bronnen 
*Instituut voor de Nederlandse taal Corpus Brieven als buit
*P.M. Netscher, Geschiedenis van de koloniën Essequebo, Demerary en Berbice, van de vestiging der Nederlanders aldaar tot op onzen tijd ('s-Gravenhage, 1888).
*Ruud Paesie, Sociëteit van Essequebo; op- en ondergang van een coöperatieve scheepvaartonderneming, 1771-1788 (Vlissingen, 2017).
*Ruud Paesie, ‘De 'Societeyt ter Navigatie op Essequebo en annexe Rivieren.' Op- en ondergang van een Zeeuwse rederij‘, in: Maurits Ebben, Henk den Heijer en Joost Schokkenbroek (red), Alle streken van het kompas. Maritieme geschiedenis in Nederland (Zutphen, 2010) 295-316.
*A. Wisse, 'De overgave van Demerary en Essequibo in 1781', in: Historia. Maandschrift voor geschiedenis en kunstgeschiedenis 8 (1942) 191-192.

Noten 
[1] ZA, 157 Familie Schorer, 1547-1983 (1991) inv. nrs. 174 Stukken betreffende de afwikkeling van de boedel van D.S. Schorer, in 1790 ongehuwd te Middelburg  overleden, met retroacta, 1722-1864 en 174a Catalogus van de verkoop van de inboedel van D.S. Schorer in zijn sterfhuis aan de Vlissingsetraat te Middelburg, gedrukt, doorschoten exemplaar met aantekeningen van kopers en koopprijzen, 1791.
[2] Verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1779) VI en Archief (1902) 66.
[3] Brief van Antonius Pietersen, 12 augustus 1780.
[4] Archief (1902) 150
[5] Zeeland 26/3 (2017) 108. en Zeeland 3/2(1994) 67
[6] ZA, 24.3 Godshuizen te Middelburg 1811-1948, (19580 inv. nr. 897 Stukken betreffende het legaat door Daniël Steven Schorer bij testamentaire beschikking van 12 april 1790 aan het Burgerweeshuis vermaakt, 1825.
[7] ‘Brief van de maand december 2013’ in: Onderzoeksprojecten Brieven als Buit, Universiteit Leiden.
[7] Corpus Brieven als buit-2 (aanvulling) 
[8] ‘Brief van de maand december 2013
[9] https://www.slavevoyages.org/voyage/database 
[10] A. Wisse, 'De overgave van Demerary en Essequibo in 1781' in: Historia 8 (1942) 191-192.

Deze contextinformatie is afkomstig uit deze brief:
*HCA 30 339 Daniël Steven Schorer Middelburg 15 augustus - 8 september 1780