Samenvatting inhoud brief:
Het manifest is gedateerd 30 januari 1781 en de lading bestaat uit 184.000 pond suiker, 42.980 pond koffiebonen en 42.300 pond tabak.
Joseph Roda en Christian Mencke treden op als getuigen voor schipper Johannes de Bruijne en stuurman Jacob Clasen ten aanzien van secretaris Alexander Le Jeune. Het manifest is tevens ondertekent door gouverneur Johannes de Graaff.:
Johannes de Graaff
De Graaff huwde Maria Heyliger, de dochter van oud-commandeur Abraham Heyliger Pzn; na haar overlijden trouwde hij met Judith Godet, weduwe van George Maxwell en dochter van raadsheer Maarten Deborois Godet.
De Graaff werd op 15 juli 1751 geïnstalleerd als secretaris. Op 5 september 1776 werd hij beëdigd als opvolger van commandeur Heyliger. Zijn eerste activiteit als commandeur was de opening van de haven voor Noord-Amerikaanse schepen. Volgens viceadmiraal graaf Lodewijk van Bylandt, in de periode met acht schepen in de West om de handel te beschermen, was De Graaff een van de rijkste planters en kooplieden van het eiland, destijds de Gouden Rots genoemd, die velen van zich afhankelijk had gemaakt door het geven van geld op hun plantages. Zijn strategie was om weduwen van planters in het onderhoud te voorzien, met als voorwaarde dat na overlijden van de weduwe de plantage zijn eigendom zou worden, zo werd hij de grootste grondbezitter van het eiland met ook de meeste slaven.
Johannes de Graaff is vooral bekend vanwege het zogenaamde ‘First Salute’, het vanaf Fort Oranje afgevuurde saluut aan het Amerikaanse kaperschip Andrew Doria, dat op 16 november 1776 de rede van Sint Eustatius opvoer met aan boord de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring. De Graaff besloot het saluut van het Amerikaanse fregat te beantwoorden met elf saluutschoten.
De Amerikanen interpreteerden het onmiddellijk als de eerste erkenning door een buitenlandse mogendheid van hun onafhankelijkheid en De Graaff werd als held geëerd. Voor de Engelsen was deze begroeting van de nieuwe Amerikaanse vlag een zoveelste affront bovenop de steun die de opstandige koloniën vanaf het eiland werd verleend. Het was een van de aanleidingen voor de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) tussen de Republiek der Verenigde Nederlanden en Groot-Brittannië. Onder druk van de Engelsen werd De Graaff ter verantwoording naar de Republiek ontboden, maar hij werd van alle blaam gezuiverd nadat zijn visie was gehoord.[1]
Op 20 december 1780 verklaarde Engeland de oorlog aan de Republiek, dat neutraliteit en vrijheid van handel voorop stelde. De Vierde Engels-Nederlandse Oorlog leidde op 3 februari 1781 tot de bezetting van Sint Eustatius door de Britse admiraal George Brydges Rodney, die tegelijk de tientallen voor anker liggende schepen buitmaakte. Er was nauwelijks enige militaire bezetting op het eiland en De Graaff gaf zich binnen een uur over. Het hele eiland werd afgezocht naar kostbaarheden. De Graaff en een gedeelte van de mannelijke joodse bevolking moesten het eiland binnen een dag verlaten, de joodse mannen werden overgebracht naar St. Kitts, de Graaff moest mee naar Londen. De admiraal had zijn troepen de joodse bannelingen laten fouilleren, vanwege goudstukken die zij in hun kleding verstopt hadden en plunderde het gehele eiland. Eind 1781 keerde De Graaff naar Sint Eustatius terug, waar hij in 1813 overleed.[2]
Johannes de Bruijn
Over kapitein De Bruijn is geen informatie gevonden. Zijn naam komt niet voor in de Transatlantic Slave Voyages Database.[3], maar hij kan ook direct van de Republiek op St. Eustatius gereisd zijn met vracht.
Alexander Le Jeune
Le Jeune was afkomstig van Bergen op Zoom. Hij trouwde op 12 augustus 1776 met Maria Huurman, afkomstig van Schiedam. In 1776 werd Le Jeune secretaris tevens vendumeester van Sint Eustatius als opvolger van Johannes de Graaff. Zij konden het samen zo slecht vinden dat De Graaff hem ontsloeg.[4]
De Vierde Engelse Oorlog
De enige zeeslag van de oorlog was die bij Doggersbank op 5 augustus 1781, die eindigde in een remise. Als er al van een slag gesproken kan worden, want feitelijk waren het niet meer dan twee eskaders van acht schepen die beide een konvooi escorteerden en elkaar troffen.
Na een korte strijd, waarbij amper andere belangrijke gevechtshandelingen plaats vonden kwam het op 26 januari 1783 tot een wapenstilstand tussen beiden landen. Pas op 20 mei 1784 werd een ongunstige vrede gesloten, waarbij de Republiek vooral in Oost-Indië gebied verloor.[6]
Literatuur
*Johan Francke, ‘St.-Eustatius’, in Encyclopedie van Zeeland..
*__________, Al die willen te kaap’ren varen. De Nederlandse commissievaart tijdens de Vierde Engelse Oorlog, 1780-1784 (Zutphen, 2019).
*L. Knappert Geschiedenis van de Nederlandsche Bovenwindsche eilanden in de 18de eeuw
Antilliaanse Reeks Deel III (Amsterdam: S. Emmering 1979; onveranderde herdruk van de eerste uitgave ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff 1932).
*Erik Schumacher ‘Een opportunistisch saluut aan het nieuwe Amerika’ Historisch Nieuwsblad 7/2012.
*Barbara W. Tuchman Het eerste saluutschot: de Amerikaanse vrijheidsstrijd en de Republiek (1988) (oorspronkelijke titel The First Salute: A View of the American Revolution (Random House 1989)).
Noten
[1] NA, toegang 1.05.01.02, Inventaris van het archief van de Tweede West-indische Compagnie (WIC), (1624) 1674-1791 (1800) inv. nr. 639 Deductie en memorie van Johannes de Graaff, commandeur van Sint Eustatius betreffende beschuldigingen geuit door de ambassadeur van Engeland in de zaak van de Amerikaanse koloniën en hun schepen. Met bijlagen.
[2] Knappert, Geschiedenis van de Nederlandsche Bovenwindsche eilanden …, passim.
[3] https://www.slavevoyages.org/
[4] Knappert, Geschiedenis van de Nederlandsche Bovenwindsche eilanden in de 18de eeuw.
[5] Alle brieven behorend tot HCA 30 339 t/m 348 zijn afkomstig uit schepen die in deze periode door het eskader van Rodney zijn buitgemaakt bij St. Eustatius, Essequebo, Demerary en in de Caribische Zee. Het gaat om de volgende schepen en schippers: Batavia (Siefke Siefkes de Graaff), Drie Gesusters (Cornelis van Uyen), Eendraght (Johannes de Bruin), Gesina Maria (Cornelis Jansz Hofker), Jacobus en Johannes (Pieter Mille), Johann Frederick (Pieter Anderson), Jonge Juffrouw Rebecca (Christiaan Heyde), Jonge Piet Heyn (Pieter Hassing), Juffrouw Johanna Maria (Christiaan Christiaansen), Neptunus (Severus Alm), Nicholaas en Jan (Dirk Paauw), Oost Zaandam (Jan de Groot Jansz.), Susanna en Eleonora (Frans Smit), Vleyt (Cornelis Michielsen), Vriendschap (Hermanus Pietersen), Welbedacht (Philip Hassold), Antony (August Hansen), Goede Vrienden (Dirk Bakker), Jonge Jacob (Klaas Nap), Mercure (Staton), Vriendschap (Albert Ammerman), Rebecca (John Hays) en Vrouw Anna (Fedde Immes). Tevens werden twaalf onbekende schepen buitgemaakt waarvan alleen de schippers bekend zijn: Osborn Deverson, Thijs Hansz., Jan Hesselse Visser, Siewert de Boer, Roelof Groenwold, Dirk Keteler, Cornelis Onin, Harms. Peeterie, Rendorf, J.H. Rifer, Robinson en W. van Velsen.
[6] Johan Francke Al die willen te kaap’ren varen. De Nederlandse commissievaart tijdens de Vierde Engelse Oorlog, 1780-1784 (Zutphen, 2019). Zie hoofdstuk 1.
Deze contextinformatie hoort bij de volgende brieven:
*HCA 30 339 WIC Kamer Zeeland Middelburg 30 januari 1781
*HCA 30 339 WIC Kamer Zeeland Middelburg 29 januari 1781
*HCA 30 340 WIC Kamer Zeeland Middelburg 18 januari 1781