Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

St ChristoffelKaart van St. Christoffel (het huidige St. Kitts) uit 1729. De Zeeuwse nederzetting Caap Ster bevind zich in het uiterste noordwesten van het eiland, bron: Wikimedia CommonsOInhoud briefInhoud brief
p 24 november 1663 zendt vader Verbrugge vanuit Vlissingen, zijn zoon Andries, wonende te St. Christoffel (St. Kitts), een emotionele brief.
Vader hoopt dat het met Andries’ gezondheid goed gaat. Zeker in aanmerking genomen dat hijzelf en, met name zijn vrouw, erg ziek zijn geweest. Iedereen dacht 3 weken geleden nog dat zijn vrouw zou bezwijken onder de ziekte, maar wonderwel en ‘de Heere zij ghedanckt’, zij heeft zich erdoorheen kunnen worstelen, waarvoor hij God erg dankbaar is.
Hij had Andries graag iets aardigs willen sturen, maar was te zwak om dat te kunnen bewerkstelligen. Zodra hij zich sterker voelt zal hij hem alsnog iets opsturen.
De vrouw van neef Antheunius den backer is 14 dagen geleden gestorven en Catelin Verbrugge, hun nichtje, wordt steeds groter en huilt niet meer. Vader dringt er bij Andries op aan dat hij de inhoud van deze brief kenbaar maakt aan Ghelein, zijn broer. Hij had hem zelf willen schrijven, maar kan het niet opbrengen omdat hij vindt dat deze zich erg onbeleefd heeft gedragen tegenover hem. Vader kan niet bedenken dat hij hem anders heeft bejegend dan zijn andere kinderen en toch heeft hij van hem nog geen ‘goede nacht’ mogen ontvangen! Al met al heeft dit gebrouilleerd-zijn vader geen goed gedaan tijdens zijn ziekte, toch vraagt hij Andries om Ghelein een ‘goede nacht’ te geven namens hem. Ook Andries zelf krijgt van zijn vader, zijn kinderen, vrienden en, niet in de laatste plaats, zijn broer Antheunis, ‘hondertduijsent goeden nachten’ en de ‘bewaringe des Heeren.’

Andries en Geleijn Verbrugge
Beide Verbugges zijn blijkbaar kooplieden die ook zelf naar de West reisden om hun koopwaar aan de man te brengen. Geleijn heeft het in zijn brief over gereedschap dat hij heeft achtergelaten, hij is dus blijkbaar ook op St. Chritoffel geweest, en rept van de mogelijkheid om met kapitein Jan Andriessen mee te reizen. Van Geleijn is bekend dat hij in Vlissingen woonde. Broer Antheunis werd op 30 oktober 1633 gedoopt in de Gereformeerde kerk. Vader en moeder zijn Lambrecht Verbrugge en Mayken Joris. Andries werd op 19 juni 1635 gedoopt, en was dus 28 jaar toen hij naar St. Christoffel reisde. Andries Verbrugge is na 1664 vermoedelijk teruggekeerd naar Vlissingen, want op 26 oktober 1669 ging hij in ondertrouw met Appollonia Quirijns in de Nederduits gereformeerde kerk.[1]
De HCA-collectie van TNA telt in totaal zestien brieven aan Andries Verbrugge, zes uit 1663 en negen uit 1664.

De Tweede Engelse Oorlog (1665-1667)
Strenge scheepvaartwetten van de Britten, die onder meer export van Britse goederen naar niet-Britse landen door buitenlanders verboden, lagen ten grondslag aan de oorlog tussen de Republiek en Groot-Brittannië. Ook constante conflicten in de koloniale gebieden vormden hiervoor de aanleiding. Zo veroverden de Britten in 1664 Curaçao en Nieuw-Amsterdam en werden door Robert Holmes Nederlandse forten op de Afrikaanse kust ingenomen. De Ruyter, die op strafexpeditie naar Afrika en West-Indië werd gestuurd, heroverde deze forten weer. Een door de Staten-Generaal in oorlog geïnitieerde actie die tegenwoordig nogal eens volstrekt buiten de context wordt uitgelegd als zou De Ruyter hiermee bewust de slavenhandel en slavernij in stand gehouden hebben.
De oorlog werd vooral ter zee uitgevochten. De Britten namen 522 Nederlandse koopvaardijschepen buit. Tijdens deze oorlog zat het de Britten niet mee. In 1665 brak de pest uit in Londen en op 12 september 1666 woedde een grote brand in de stad. De eerste zeeslag, die van 13 juni 1665 in de Slag bij Lowestoft werd nog gewonnen door de Britten, maar in de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) trokken de Nederlanders aan het kortste eind. De Tweedaagse Zeeslag (4 augustus 1666) was wederom een overwinning voor de Britten, waarna Terschelling in de as werd gelegd. Raadpensionaris Johan de Witt revancheerde zich met een plan om de thuisbasis van de Engelse vloot aan te vallen. Tussen 19 en 24 juni 1667 voer een vloot onder De Ruyter de Thames op en vernietigde bij Chatham drie kapitale en tien andere oorlogsschepen en nam het vlaggenschip HMS Royal Charles op sleeptouw als buit mee naar de Republiek. Op 31 juli 1667 werd de Vrede van Breda gesloten tussen beide mogendheden.

St. Christoffel
St. Christoffel heet tegenwoordig St. Kitts, ook bekend als Saint Christopher Island, gelegen in de Caribische Zee en behorend tot de Kleine Antillen. Het eiland werd in 1627 door Britse en Franse kolonisten geclaimd en verdeelden het eiland in twee gedeelten. Het midden was voor de Engelsen, de buitenzijden van het eiland voor de Fransen. In de jaren 1650 werd het eiland bevolkt door Europeanen uit vooral Nantes, Dublin en Londen naast Amerikaanse indianen, Afrikanen uit Ardra, Elmina en Loango. Omstreeks 1671 woonden op het eiland zo’n 9.500 mensen: 4.219 Europeanen en 5.420 Afrikaanse slaven.[2]
Blijkens onderzoek van Monique Klarenbeek naar onder meer 139 uit St. Christoffel afkomstige, gekaapte brieven bedreven Nederlanders daar handelsactiviteiten in de zeventiende eeuw.[3] Dat gebeurde vooral vanuit Kaap Ster, gelegen in het zuidwesten van het eiland. De volgende citaten zijn afkomstig uit de doctoraalscriptie van Klarenbeek uit 2006.
‘Phillippe de Longvilliers du Poincy, ridder in de Orde van Malta, sloot als gouverneur van St. Christoffel in 1640 een contract met kooplieden uit Middelburg voor de exclusieve handel op het eiland’ (...) ‘De handel op het eiland was grotendeels in handen van particuliere kooplieden uit de Republiek, net zoals overal in de Caraïbische wateren.’[4]
‘Het grootste deel van de Nederlanders op het eiland was mannelijk en slechts voor een korte periode op het eiland. Ze zijn onder te verdelen in twee groepen. Ten eerste waren er tenminste vijftien vermoedelijk jongere mannen die in opdracht van een koopman of handelshuis uit de Republiek voor enige tijd de zaken waarnamen op het eiland. Deze handelaren hoopten met enig kapitaal, ervaring en een zeker netwerk naar huis terug te keren’.
(…) ‘Ten tweede waren er de reizigers die hun eigen cargazoen begeleidden of die van familie of vrienden. Ze huurden een deel van het schip voor koopwaar die ze op het eiland wilden verkopen om na ontvangst van geld of retourgoederen weer naar de Republiek te vertrekken. Zij woonden niet op het eiland en bleven niet lang.[5]
‘Het waren vooral de Zeeuwen die actief waren in West-Indië, in de WIC, als kolonisten, in de kaapvaart en (…) als particuliere handelaren.’[6]
‘De door de Nederlanders gestimuleerde suikerteelt echter gaf de eilandeconomie pas echt een groeispurt.’[7]
‘Tabak, katoen en suiker waren met de verfstof indigo de exportproducten van het eiland.’[8]
‘Met hun wereldwijde handelsnetwerk en financiële steun droegen de kooplieden uit de Republiek in de eerste helft van de 17de eeuw in hoge mate bij aan de groei van de tabaks- en suikerteelt op het eiland. Door de lage vrachtkosten in de Republiek was het mogelijk verschillende soorten koopwaar tegen een redelijk prijs te leveren. De suiker en de tabak, waarmee de planters de koopwaar betaalden, zorgden voor een bloeiende tabaks- en suikerindustrie in de Republiek. Er bestond een intensieve handelsverbinding tussen de Republiek en het Frans-Engelse eiland, waarbij de schippers van de meer dan honderd Nederlandse schepen die het eiland jaarlijks aandeden, een belangrijke rol speelden. Zij behartigden de belangen van zowel de kooplieden in de Republiek als van de kooplieden op het eiland.
Vanaf 1664 veranderde de situatie, toen eerst Engeland en later Frankrijk met drastische protectionistische maartregelen kwamen om hun eigen handel te stimuleren ten koste van de Nederlandse kooplieden. Tegen de wil van de planters op het eiland werd de handel met de Nederlanders steeds meer aan banden gelegd.’[9]

Literatuur
*J.R. Bruijn The Dutch Navy of the seventeenth- and eighteenth centuries (Columbia (South Carolina), 1993).
*A. Doedens, Liek Mulder Nederlands-Engelse oorlogen. Door een zee van bloed in de Gouden Eeuw, 1652-1674 (Zutphen, 2016).
*M. Klarenbeek, ‘Grutters op de Antillen: een onderzoek naar de aanwezigheid van Nederlanders op het eiland St. Christoffel op basis van brieven geschreven aan de vooravond van de Tweede Engelse oorlog 1664-1665’ (Universiteit Utrecht, Faculty of Humanities, Theses 2006).
*M. Klarenbeek, ‘Grutters op de Antillen: Particuliere kooplieden uit de Republiek op het eiland Sint Christoffel in de zeventiende eeuw’ in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 32/2 (2013) 20-37.
*Monique Klarenbeek, St. Christopher as a Trade Hub for Dutch Merchants, 1624-1667 (2014).
*Gijs Rommelse, The Second Anglo-Dutch War (1665-1667). Raison d’état, mercantilism and maritime strife (Hilversum 2006).
*Piet van Sterkenburg, ‘”Onse negerssvolc soo kijven omdat negerijnen haer niet en wijlt laten fijke fijke.” Brief van Adriaen Adriaensen vanuit Geuadelupe, 5 december 1664’, in: Erik van der Doe, Perry Moree, Dirk J. Tang (red.), et al., De smeekbede van een oude slavin en andere reisverhalen uit de West. Sailing Letters Journaal II (Zutphen, 2009) 58-68.

Noten
[1] ZA, toegang 7387, Familie Van der Swalme, inv.nr. 5673, folio 58 en 399; toegang 7357, Hervormde Gemeente Vlissingen, inv.nrs. 634 en 538, folio 5.
[2] Marcus Rediker, Titas Chakraborty and Matthias van Rossum (red.), A Global History of Runaways. Workers, Mobility , and Capitalism, 1600-1850 (Oakland (Cal.), 2019) 63, 67.
[3] M. Klarenbeek ‘Grutters op de Antillen: Particuliere kooplieden uit de Republiek op het eiland Sint Christoffel in de zeventiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 32/2 (2013) 20-37.
[4] M. Klarenbeek (a) ‘Grutters op de Antillen’ enz. p. 11.
[5] idem, 14.
[6] idem, 18.
[7] idem, 26.
[8] idem, 27.
[9] idem, 17, 45.

Bij deze context hoort de volgende brief:
*HCA 30 1055 Andries Verbrugge Crijstoffel 24 november 1663