Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting inhoud brief

RP P OB 81962Zeeslag bij Lowestoft tussen de Nederlandse en Engelse vloot, 13 juni 1665, prent, Petrus Johannes Schotel , Collectie Rijksmuseum Amsterdam, RP-P-OB-81-96Janneke Roelants schrijft op 16 april 1664 uit Middelburg aan haar zoon Lendert Jansen Prinse aan boord het schip Walcheren met bestemming Guinee, aan wie ze laat weten dat ze in redelijk goede gezondheid is ook al is de wond aan haar borst nog niet geheel genezen.
Ze zou graag een brief ontvangen van haar zoon, die wel uit het oog maar niet uit het hart is. Ze bidt God dat die haar zoon moge bewaren en haalt psalm 91 aan, die zegt dat wie in Gods bewaring is in een vast bolwerk woont.[1]
Ze besluit haar brief met groeten van en aan allerlei personen.

Janneke Roelandts
Over moeder ‘Jannaken Roelandts’ zijn geen gegevens beschikbaar.
Een Janneke Roelants wordt op 2 februari 1674 als lidmaat ingeschreven in de Nederduitsch-gereformeerde kerk te Veere,[2] maar er is geen enkele aanwijzing dat deze persoon en de briefschrijfster identiek zijn.

Leendert Jansen Prinse
Gegevens over Leendert Jansen Prinse ontbreken. Aan boord van de Walcheren zijn behalve de kapitein Jacob Jansen nog diverse personen met de naam Jans(s)en, maar de brief bevat geen enkele toespeling op een familierelatie van een van hen met Leendert. Eerder het tegendeel: moeder Janneke vraagt groeten te doen aan onder meer de bottelier, die we uit een andere brief kennen als Lucas Jansen.[3] Was die een familielid geweest, dan zou ze hem wel bij naam hebben genoemd.

De Tweede Engelse Oorlog (1665-1667)
Strenge scheepvaartwetten van de Britten, die onder meer export van Britse goederen naar niet-Britse landen door buitenlanders verboden, lagen ten grondslag aan de oorlog tussen de Republiek en Groot-Brittannië. Ook constante conflicten in de koloniale gebieden vormden hiervoor de aanleiding. Zo veroverden de Britten in 1664 Curaçao en Nieuw-Amsterdam en werden door Robert Holmes Nederlandse forten op de Afrikaanse kust ingenomen. De Ruyter, die op strafexpeditie naar Afrika en West-Indië werd gestuurd, heroverde deze forten weer. Een door de Staten-Generaal in oorlog geïnitieerde actie die tegenwoordig nogal eens volstrekt buiten de context wordt uitgelegd als zou De Ruyter hiermee bewust de slavenhandel en slavernij in stand gehouden hebben.
De oorlog werd vooral ter zee uitgevochten. De Britten namen 522 Nederlandse koopvaardijschepen buit. Tijdens deze oorlog zat het de Britten niet mee. In 1665 brak de pest uit in Londen en op 12 september 1666 woedde een grote brand in de stad. De eerste zeeslag, die van 13 juni 1665 in de Slag bij Lowestoft werd nog gewonnen door de Britten, maar in de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) trokken de Nederlanders aan het kortste eind. De Tweedaagse Zeeslag (4 augustus 1666) was wederom een overwinning voor de Britten, waarna Terschelling in de as werd gelegd. Raadpensionaris Johan de Witt revancheerde zich met een plan om de thuisbasis van de Engelse vloot aan te vallen. Tussen 19 en 24 juni 1667 voer een vloot onder De Ruyter de Thames op en vernietigde bij Chatham drie kapitale en tien andere oorlogsschepen en nam het vlaggenschip HMS Royal Charles op sleeptouw als buit mee naar de Republiek. Op 31 juli 1667 werd de Vrede van Breda gesloten tussen beide mogendheden.

Literatuur
*J.R. Bruijn, The Dutch Navy of the seventeenth- and eighteenth centuries (Columbia (South Carolina), 1993).
*Gijs Rommelse, The Second Anglo-Dutch War (1665-1667). Raison d’état, mercantilism and maritime strife (Hilversum, 2006).
*A. Doedens, Liek Mulder, Nederlands-Engelse oorlogen. Door een zee van bloed in de Gouden Eeuw, 1652-1674 (Zutphen, 2016).

Noten
[1] ‘Die in Godes bewaring sterk / Hem begeeft onbezweken, / die woont in een vast bollewerk;’ Psalm 91:1 in de berijming van Petrus Datheen. (Petrus Datheen De Psalmen Souterreeks (Dordrecht: Importantia Publishing 2010).
[2] ZA, DTBL Veere 2 (NG Lidmatenregister 1610-1700).
[3] HCA 30 1049 Lucas Janssen bottelier op het schip Walcheren van Jacob Jansen 20 april 1664.

Bij deze context hoort de volgende brief
*HCA 30 1049 Lendert Jansen op het schip Walcheren van Jacob Jansen 16 april 1664