Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting inhoud

Rede ParamariboDe rede van Paramaribo in het laatste kwart van de zeventiende eeuwJan Jacobsen Tinnegieter schrijft op 10 januari 1672 vanuit Suriname aan de Middelburgse koopman en schepen Benjamin Rawelde. Hij is in goede gezondheid gearriveerd, maar hij is lang onderweg geweest naar Suriname (vermoedelijk heeft hij aan boord van het schip van Jan Andriessen gezeten), waar ze op oudejaarsdag zijn gearriveerd. Hij heeft zijn broer te kennen gegeven dat hij de suiker moet verkopen die hij onder zijn hoede heeft. Die had geantwoord dat hij er voor betaald wilde worden. Dat was op dat moment moeilijk omdat er bijna geen valuta in Suriname waren en praktisch alles in suiker werd betaald. De gouverneur heeft beloofd te proberen hem hierbij behulpzaam te zijn. Zijn broer heeft ook gezegd dat hij zijn huis heeft verkocht en Jan Jacobsen Tinnegieter heeft nu een huis gehuurd, maar zijn broer wil niet uit zijn huis weg, zodat Tinnegieter dat nu bij de rechter aan zal moeten vechten.
De suiker staat er goed bij en zal een goede oogst opleveren. Verder meldt Tinnegieter dat Johan Bolle is gestorven.

Rawelde
Over schepen en koopman Benjamin Rawelde zijn geen verdere gegevens bekend.

Tinnegieter

Jan Jacobsen Tinnegieter was getrouwd met Maaike Abrahams die bij de Nieuwe Kerk in Vlissingen woonde. Over hemzelf zijn geen verdere gegevens bekend.

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabijgelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Bij deze context horen de volgende brieven:
HCA 30 1059 I Benijamijn Rawelde schepen der stad Middelburg 10 januari 1672

HCA 30 644 BaB Maaike Abrahams bij de Nieuwe Kerk Vlissingen 2 december 1664

HCA 30 1059 I Maeijken Abrahams vrouw Jan Tinnegieter bij de Oosterse kerk Vlissingen 12 januari 1672