Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief
SurinamerivierDe Surinamerivier bij het invallen van de avond, foto: Wikimedia CommonsNadat Abel Thisso afscheid heeft genomen van Hendrick Claessen en alle vrienden, laat hij hem weten dat hij en zijn medereizigers in goede gezondheid zijn aangekomen in Suriname op de 22ste december 1671. Daar zal hij zich nu volop moeten inzetten op de winning van suiker. Hij vraagt Hendrick de groeten over te brengen aan diens vrouw, familie en alle vrienden en wenst hen allen de zegen van God.
Het is hem nog steeds niet gelukt zijn vrouw over te laten komen, bij gebrek aan een geschikte woning. Hiermee eindigt Abel zijn brief.

Abel Thisso
Suikermolen Suriname HCA30 1058Tekening van een op waterkracht aangedreven suikermolen uit 1672, foto: J. Francke, mei 2017, bron: TNA, HCA 30, inv.nr. 1058Eigenlijk Tyssot. Volgens Lettres choisies écrites depuis sa jeunesse jusqu’à un âge fort avancé à différentes personnes et sur toutes de sujets van mr. Simon Tyssot de Patot (La Haye 1727) was hij een achterneef van die schrijver (zie over deze: Nieuw Theol. Tijdschr. (1916) blz. 1 en Revue du XVIIIe siècle (okt. 1916), beide artikelen van dr. J.C. van Slee). Hij was vaandrig in dienst van de Staten van Zeeland, toen hij in 1668 door deze met soldaten en kolonisten naar Tobago werd gezonden, waar hij in april als ‘commandeur’ in functie trad. Ongetwijfeld was hij Fransman, die over Nederlanders als ‘flamands’ schreef en onze taal niet kende, in elk geval niet kon schrijven. Zijn beheer op Tobago liet, door gemis aan tact tegenover burgers, militairen en Indianen alles te wensen over. Dit belette niet dat hij, na het verlies van Tobago in december 1671, naar Suriname werd gezonden om als luitenant, commandant van het garnizoen, onder luitenant-gouverneur P. Versterre dienst te doen. Na diens overlijden is hij in april 1677 als luitenant-gouverneur opgetreden en de opstanden, die op Tobago aan de orde van de dag waren geweest, zijn onder zijn bewind ook in Suriname begonnen. Men kan wel zeggen dat de treurige toestand waarin eind december 1678 Heinsius de kolonie vond, aan Thisso's gebrek aan beleid is te wijten geweest. Hij schijnt met de schepen die de nieuwe gouverneur brachten, naar de Republiek te zijn teruggekeerd, althans na de plechtige overgave, waarbij de drie commissiebrieven (van de stadhouder, de Staten-Generaal en de Staten van Zeeland) werden voorgelezen, eerst aan de burgers en daarna aan de bezetting in het fort, hoort men verder niets van hem en kapitein Pleyster, die met Heinsius was uitgekomen, trad in zijn plaats op.[1]
De Staten van Zeeland  kenden Thisso bij ordonnantie van 2 juli 1671 achterstallig traktement toe over de periode 11 juni 1667 tot 30 mei 1671.[2]

Hendrick Claessen
Hendrik Claessen was vermoedelijk getrouwd met Elysabeth Baart en vader van de op 7 augustus 1676 gedoopte Claes, de op 1 november 1679 gedoopte Pieternelle en de op 27 februari 1682 gedoopte Robbrecht Claessen.[3] Catelyntje Seegers en Jan Baert traden telkens op als getuigen, terwijl Hendrick Claessen bij de doop van hun kind als getuige optrad.

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabijgelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Literatuur
*G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008).
*John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
*F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
*Nettie Schwartz, ‘Weggaan of blijven? Brieven uit Suriname van Zeeuwse landverhuizers in 1672’, in: Archief (2012) 93-150.
*H. den Heijer, ‘Over warme en koude landen. Mislukte Nederlandse volksplantingen op de Wilde Kust in de zeventiende eeuw‘, in: De Zeventiende Eeuw 21 (2005) 79-90.

Noten
[1] F.E. Mulert in: Herman Daniël Benjamins en Joh. F. Snelleman (red.) Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië (Den Haag/Leiden: Martinus Nijhoff, 1914-1917).
[2] ‘Aen Abel Thisso als vendrich de somme van eenhonderttsestich ponden ses schel[lingen] negen gr[oo]t[en] Vl[aem]s over reste en voldoeninghe van XXXIIII heeren maenden van XX dagen tractement van den 11 junij 1667 tot den 30 meij 1671 bij ordonn[antie] van den 2e julij 1671 met bek. hier overgedient. Dus 160 £ 6 s. 9 gr. Vl[aem]s’. Bron: Zeeuws Archief GIDS 102 Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692) inv. nr. 845 Aan Abel Thisso, vaandrig/commandeur op Tobago, later in Suriname, het restant van 34 heeremaanden van twintig dagen traktement volgens ordonnantie van 2 juli 1671.
[3] ZA, toegang 7117, inv.nr. 4567, fol. 39-40.

Bij deze context hoort de volgende brief:
*HCA 30 1059 I schipper Hendrick Claessen Vlissingen 8 januari 1672 FRA