Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting inhoud brief

TE000444-IKaart van Suriname uit 1686, met daarop alle aanwezige plantages aangegeven, tekening, ZB Beeldbank Zeeland, recordnr. TE000444Plantage zetbaas Jan van Ruijven schrijft op 10 januari 1672 aan schipper Pieter Jasper Heerents in Middelburg. Hij heeft uit brieven van de heren Boudaen begrepen dat zij met goed gevolg arrest hebben laten leggen op goederen. Van Ruijven heeft hem twee brieven geschreven en advies over Suriname gegeven. Hij meldt dat de ‘oversier’ van de plantage tien weken daarvoor is overleden. Kennelijk worden hier bepaalde planten mee bedoelt. Van Mildert Cornelis heeft hij een suikerkookpot gehuurd omdat het suikerriet geoogst moet worden om gemalen te worden. Wel is hij bezorgd omdat de werkers op de plantage van Couwels niet willen werken en die bij Matson het niet kunnen. Hij hoopt daarom met de heer Mildert tot een akkoord te komen om voor de helft of zelfs een derde van de oogst nog te kunnen oogsten zodat een tweede oogst nog iets opbrengt. Hij zal noodgedwongen ‘negers moeten hueren.’ Dat is een opmerkelijke uitspraak: kennelijk was de arbeidsschaarste in de kolonie Suriname op dat moment zo groot dat planters onderling slaven van elkaar huurden en er dus feitelijk werd betaald voor arbeid, ook al was dat door de planters onderling. Het is tekenend voor de moeizame start van de kolonie anno 1672 toen de kolonie nog slechts een honderdtal kolonisten en slaven telde. Voor de suikerrietkap zal hij ook genoodzaakt zijn een kano of boot te kopen om het suikerriet naar de suikermolen te vervoeren. Vijf tot zes dagen voor zijn schrijven is een van de slaven gestorven. De gouverneur heeft echter beloofd dat er in het nieuwe jaar nieuwe slaven naar de kolonie zullen komen.

Pieter Jasper Heerents
Over geadresseerde Pieter Jasper Heerents werden geen gegevens gevonden, wel zijn er een drietal brieven aan hem gericht:
*HCA 30 223 schipper Pieter Heerents Middelburg 17 oktober 1671
*HCA 30 223 schipper Pieter Heerents commissie 19 januari 1672
*HCA 30 223 schipper Pieter Heerents Seahorse Middelburg 1 februari 1672

Jan van Ruijven

Over de planter Jan van Ruijven wordt uitvoerige informatie verstrekt in een artikel van Tom Weterings, beschikbaar op dbnl.org.[1], waaraan het volgende is ontleend. Hij verhuisde op 3 april 1669 met vrouw, kinderen en zes slaven van Tobago naar Suriname, waar hij al snel een prominente positie innam: zijn naam prijkt regelmatig als getuige of ondertekenaar op verschillende documenten. Zijn vele brieven naar Zeeland getuigen bovendien van een uitgebreide kennissenkring in de Republiek. Later zou hij zelfs deel uitmaken van het bestuur van de kolonie. Van Ruijven vocht een langdurige ruzie uit met Johannes Basseliers, de eerste dominee in Suriname, voornamelijk over het gebruik van diens land. Van Ruijven had een aantal vaste correspondenten in Zeeland, zoals de reders Johan en Pieter Boudaen Courten en Laurens Verpoorten, en de Vlissingse vendumeester De Backer.

Van Van Ruijven zijn ook de volgende brieven afkomstig:
*HCA 30 223 schipper Pieter Heerents Middelburg 17 oktober 1671
*HCA 30 228 Maria Huijgens Middelburg 6 augustus 1672 en contextinfo
*HCA 30 1059 I Gerard Blaese koopman Vlissingen 29 december 1671
*HCA 30 1059 I Pieter Constant kapitein Vlissingen 31 december 1671
*HCA 30 1059 I Cornelis Dankerts Veere 31 december 1671
*HCA 30 1059 I Willem Hodge schipper Vlissingen 31 december 1671
*HCA 30 1059 I Adriaen van Geel koopman Vlissingen 31 december 1671
*HCA 30 1059 I Cornelis Janssen bootsman van Barrevouters Vlissingen 31 december 1671  

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabijgelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Literatuur
*G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008).
*John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
*F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
*Nettie Schwartz, ‘Weggaan of blijven? Brieven uit Suriname van Zeeuwse landverhuizers in 1672’, in: Archief (2012) 93-150.
*H. den Heijer, ‘Over warme en koude landen. Mislukte Nederlandse volksplantingen op de Wilde Kust in de zeventiende eeuw‘, in: De Zeventiende Eeuw 21 (2005) 79-90.

Noten
[1] Tom Weterings ‘Zeeuws Suriname, 1667-1683’ in: OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis 30 (2011) 338-355.

Bij deze context hoort de volgende brief:
*HCA 30 1059 I Pieter Jaspers Heerentse schipper Middelburg 10 januari 1672