Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting inhoud brief

Nieuwe Kaart van SurinameNieuwe kaart van Suriname door J. Ottens, eind 17de eeuwJan van Ruijven schrijft op de laatste dag van het jaar 1671 vanuit Suriname een brief aan de schipper Willem Hodge in Vlissingen. Hij meldt dat op 22 december schipper Jacob Soetelinck met de Biecorff is gearriveerd in Suriname en die heeft de brief van Hodge van 27 oktober meegenomen. Daarbij zat een lijst van uitstaande schulden die 3.905 pond meer bedroeg dan de opbrengsten die Ruijven heeft gehad uit de obligaties die hem door Jan Janssen Maroes zijn geleverd en 17.532 pond bedroegen. Vermoedelijk heeft Ruijven het hier over ponden suiker, waarmee op dat moment werd betaald in Suriname.
Hij had gewild dat hij Hodge daarvan bewijs had gestuurd zodat hij had geweten waarvan hij de schuld aan François en de andere eisers had moeten betalen omdat hij niet weet waar die schuld ontsproten is. Simon Lion, Trijntje en ook Tinnegieter (die kennelijk op dezelfde plantage hebben gewerkt) verblijven immers al een tijdje in de Republiek. Het verwonderd Van Ruijven dan ook dat Hodge dit niet met hen heeft opgelost nu deze mensen in Vlissingen zijn, maar hij het vanuit Suriname moet oplossen. Zeker in het geval van Lion, waartegen Hodge goede bewijsvoering heeft zou dat te verkiezen zijn geweest. Hij vraagt om de bewijzen met de volgende brief op te sturen. Van Ruijven stuurt de eerste aflossingen met schipper Bastiaensen mee: het cognossement van 4 Surinaamse oxhoofden suiker, 1 Frans oxhoofd suiker, die samen 2.873 pond wegen en met WH zijn gemerkt.

Willem Hodge
Over schipper Willem Hodge uit Vlissingen werden geen gegevens gevonden.

Jan van Ruijven

Over de planter Jan van Ruijven wordt uitvoeringe informatie verstrekt in een artikel van Tom Weterings, beschikbaar op dbnl.org.[1], waaraan het volgende is ontleend. Hij verhuisde op 3 april 1669 met vrouw, kinderen en zes slaven van Tobago naar Suriname, waar hij al snel een prominente positie innam: zijn naam prijkt regelmatig als getuige of ondertekenaar op verschillende documenten. Zijn vele brieven naar Zeeland getuigen bovendien van een uitgebreide kennissenkring in de Republiek. Later zou hij zelfs deel uitmaken van het bestuur van de kolonie. Van Ruijven vocht een langdurige ruzie uit met Johannes Basseliers, de eerste dominee in Suriname, voornamelijk over het gebruik van diens land. Van Ruijven had een aantal vaste correspondenten in Zeeland, zoals de reders Johan en Pieter Boudaen Courten en Laurens Verpoorten, en de Vlissingse vendumeester De Backer.

Van Van Ruijven zijn ook de volgende brieven afkomstig:
*HCA 30 223 schipper Pieter Heerents Middelburg 17 oktober 1671
*HCA 30 228 Maria Huijgens Middelburg 6 augustus 1672 en contextinfo
*HCA 30 1059 I Gerard Blaese koopman Vlissingen 29 december 1671
*HCA 30 1059 I Pieter Constant kapitein Vlissingen 31 december 1671
*HCA 30 1059 I Cornelis Dankerts Veere 31 december 1671
*HCA 30 1059 I Willem Hodge schipper Vlissingen 31 december 1671
*HCA 30 1059 I Adriaen van Geel koopman Vlissingen 31 december 1671
*HCA 30 1059 I Cornelis Janssen bootsman van Barrevouters Vlissingen 31 december 1671  

Simon Lijon
Simon Lion komt voor als lidmaat van de Nederduitsch-Gereformeerde kerk van Vlissingen in april 1665. Hij doet dan belijdenis en is woonachtig in de Palingstraat.[2] In januari 1665 wordt Neeltje Frans gemeld als lidmaat van de Nederduitsch-Gereformeerde kerk in Vlissingen, zij is dan al woonachtig in de Lange Noordstraat.[3] De vrouw van Lijon is dus wellicht hulpbehoevend geworden en bij hun nicht, Nelcken in gaan wonen en wordt daar verzorgd. De Lange Noordstraat, in de brief Langenortstrate en tegenwoordig Noordstraat, is een straat in de binnenstad van Vlissingen.[4]

Jacob Soetelinck
Een Jacob Soetelinck wordt genoemd als lidmaat van de Nederduitsch gereformeerde kerk te Vlissingen in januari 1665 met het adres Vlamingstraat.[5]

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog

De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabijgelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Literatuur
*G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008).
*John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
*F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
*Nettie Schwartz, ‘Weggaan of blijven? Brieven uit Suriname van Zeeuwse landverhuizers in 1672’, in: Archief (2012) 93-150.
*H. den Heijer, ‘Over warme en koude landen. Mislukte Nederlandse volksplantingen op de Wilde Kust in de zeventiende eeuw‘, in: De Zeventiende Eeuw 21 (2005) 79-90.

Noten
[1] Tom Weterings ‘Zeeuws Suriname, 1667-1683’ in: OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis 30 (2011) 338-355.
[2] Site Zeeuwen gezocht (29 november 2019), Gemeentearchief Vlissingen, DTBL Vlissingen 23, K 483, fol. 88.
[3] Site Zeeuwen gezocht (29 november 2019), Gemeentearchief Vlissingen, DTBL Vlissingen 23, K 483, fol. 86 verso.
[4] H.P. Winkelman Geschiedkundige plaatsbeschrijving van Vlissingen (Vlissingen, 1873) passim.
[5] DTBL Vlissingen 23 (NG Lidmatenregister 1654-1672) Register K 483, f. 86.

Bij deze context hoort de volbende brief:
*HCA 30 1059 I Willem Hodge schipper Vlissingen 31 december 1671