Inhoud brief
Soetelinck heeft al suiker ingeladen en zal in totaal 50.000 pond laden plus letterhout.
Hij hoopt over vier maanden klaar te zijn. Hij stuurt zijn vrouw per Cornelis Bastiaensen kokosnoten en per Cornelis Berghe een papegaai voor zijn vrouw en een pijl en boog voor zoon Pieter. Op de thuisreis zal hij suiker, limoensap en sinaasappels meebrengen.
Soetelinck maakt ook melding van de komst van Jan Fransen, die een lading goederen voor de verkoop heeft meegebracht. Soetelinck merkt op, net als diverse andere briefschrijvers in die tijd, dat er veel mensen in Suriname zijn overleden. Soetelinck informeert zijn vrouw, die blijkbaar koopwaar naar Suriname zendt, dat vlees en bier niet gewild zijn; op andere goederen is wel winst te maken.
Uit de zakelijke inhoud van de brief valt af te leiden dat, zoals te doen gebruikelijk bij kapiteins in de Republiek, zijn vrouw de zaken voor hem regelt en waarneemt als Soetelinck van huis is.
Jacob Soetelinck en Tanneke Tanghe
Jacob Soetelinck, schipper op het schip De Biekorff, is blijkens de brief getrouwd met Tanneke Tanghe, het echtpaar heeft een zoon Pieter. Een Jacob Soetelinck, ongehuwd, wonende in de Vlamingstraat te Vlissingen, deed aldaar in januari 1665 belijdenis in de Nederduitsch-gereformeerde kerk.[1] Tanneken Tanghe is de vrouw van Jacob Soetelinck. Zij woonde in de Nieuwe Walstraat in Vlissingen.[2]
Jan Andries(s)en
Jan Andriessen, schipper/commandeur op het schip Aerdenburch, is leverancier van goederen voor het garnizoen te Paramaribo. Er bestaat een rekening van hem voor leverantie van vlees ten dienste van het garnizoen volgens ordonnantie van 16 februari 1671.[3]
Claes Raes
Claes Raes arriveerde in 1671 vanaf de Goudkust (westelijk centraal Afrika) in Suriname met het schip Goude Poort. Eerdere reizen waren in 1662 met het schip Vrede uit Loango naar het Frans Caribisch gebied, in 1665 met het schip Diamant uit Loango naar Basse-Terre (hoofdplaats van St. Kitts), in 1669 uit Hellevoetsluis via Mpinda naar Suriname. Een latere reis was in 1675 met het schip Goude Poort uit Loango naar Suriname.[4] Claes Raes werd op 2 maart 1677 te Middelburg begraven.[4]
Jan Diemensen
Van Jan Diemensen (Dimesen) zijn uit de database slavevoyages drie reizen bekend: in 1668 met het schip Zeven Gebroeders van Kaap Lopez naar Suriname, in 1670 met hetzelfde schip van Loango naar Suriname en in 1672 van Malembo naar Suriname. Het betreft de reizen met de nrs. 44277, 44134 en 44148 (zie: Slave voyages). Jan Diemensen, woonde aan het eind van zijn leven aan de Kinderdijk te Middelburg en werd daar begraven op 14 maart 1675.[5]
Schipper Vooght
Blijkens een brief van 8 januari 1672 van Abrahan de Huijbert aan David Kemp in Middelburg was Voocht (Vooght) een Amsterdamse schipper. De lading van 52 paarden, waarvan er acht onderweg stierven, was afkomstig uit Noorwegen.[6]
De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabijgelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.
Noten
[1] ZA, DTBL Vlissingen 23 (NG Lidmatenregister 1654-1672) K 483 folio 86.
[2] TNA, HCA 30 1059 I Tanneke Tanghe vrouw Jacob Soetelinck Nieuwe Walstraat Vlissingen 8 januari 1672.
[3] ZA, Rekenkamer C, inv. nr. 1360, folionr. 242 r. en v. en acquitten, inv.nr. 1364a.
[4] ZA, toegang 511, Rekenkamer D, inv.nr. 59331, Begraaflijst Middelburg 1677.
[5] ZA, toegang 511, Rekenkamer D, inv.nr. 59331 Begraaflijst Middelburg 1675.
[6] TNA, HCA 30 1059 I David Kemp Middelburg 8 januari 1672.
Bij deze context horen de volgende brieven:
*TNA, HCA 30 1059 I Tanneke Tanghe vrouw Jacob Soetelinck Nieuwe Walstraat Vlissingen 8 januari 1672.
*TNA, HCA 30 1059 I Geleijn Blonckebijle koopman Vlissingen 11 januari 1672