Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief 12 januari 1672

Nieuwe Kaart van SurinameNieuwe kaart van Suriname door J. Ottens, eind 17de eeuwJohannis Robberts schrijft op 12 januari 1671 uit Suriname aan Lourens Willemsen Verpoorte in Middelburg over een kwestie van een betaling van schulden van Willem Mogge.
Raadsheer Eengelsen heeft gouverneur Versterre opgedragen geen schulden gemaakt door Mogge te betalen. Op last van de gouverneur vraagt Robberts aan Verpoorte tussenbeide te komen.

Inhoud brief 13 januari 1672
Een dag later meldt Robberts dat de schepen van Claes Raes en Jan Dimmesen op 21 december 1671 zijn aangekomen en dat zij op de 24e hun slaven hebben verkocht. Hij heeft hun geadviseerd wie de beste betalers zijn.
De brief bevat verder uitgebreide informatie over verscheepte partijen suiker en geeft in een rekening als bijlage bij de brief een overzicht van wat er aan suiker en letterhout is geladen in het schip Fort Zeelandia van kapitein Cornelis Bastiaensen: 10.358 pond suiker en 3.430 pond letterhout (met een waarde van 1.714 pond suiker).
Robbers bevestigt de ontvangst van brieven van Verpoorte van 28 augustus respectievelijk 17 oktober 1671.
Hij heeeft aanvankelijk problemen met het innen van schulden, maar na een eerste, slechte jaar in Suriname lijkt het nu beter te gaan.
Hij gaat in op de klachten over lackasie (lekkage, het geheel of gedeeltelijk wegloopen van de inhoud van ingescheept vaatwerk). Hij stelt dat de gewichtsverschillen moeten worden toegeschreven aan het gebruik van ondeugdelijke weegschalen en gewichten in Suriname, waar sommige planters zelfs nog met stenen wegen.
Robbers vraagt Verpoorten hem een balans plus gewichten te sturen. Het zou te wensen zijn dat de Staten van Zeeland in het belang van de handel een ordonnantie op balansen en gewichten in Suriname zouden vaststellen en een waagmeester zouden aanstellen.

Laurens Willemsen Verpoorten
Laurens Willemsen Verpoorte werd voor 1603 geboren en overleed in 1681. Hij had een zoon: Michiel Laurensz. Verpoorte. De familie Verpoorten was een rijke Middelburgse familie. Zij waren orangisten en leden van de familie hadden daarom tussen 1651 en 1672 geen zitting in de Middelburgse raad (Eerste Stadhouderloze Tijdperk). In 1672 werd Laurens Willemsen Verpoorten echter lid van het Burgercomité en woordvoerder van de opstandige burgerij. Hij was in de jaren 1673-74, 1676 en 1679 raad van Middelburg[1] en in de jaren 1675, 1677-78 en 1680 schepen van Middelburg[2]. Dat de familie rijk was, blijkt uit de jaarlijkse inleg tussen 1679 en 1690 van £ Vls. 1.589 in de WIC en ook kleinere bedragen in de VOC.[3] Verpoorten had zich vrijwel direct na de verovering van Suriname bij de Staten gemeld om slaven uit Afrika te halen. Verpoorten was reder van het slavenschip De Aerdenburgh. ‘De aanvoer van slaven was in de eerste jaren van de kolonie in handen van particuliere reders zoals Laurens Verpoorten van de Aerdenburgh. Het slavenschip De Gouden Poort komt al in 1668 voor in de ingekomen stukken van de Staten van Zeeland.'[4]

Johannis Robberts(en) (Robbers)
Suriname Koffieplantage Marienbosch 1850 Willem de Klerk Rijksmuseum SK A 4087Suriname Koffieplantage Marienbosch 1850 Willem de Klerk Rijksmuseum SK A 4087Voor informatie over Johannes Robberts zijn we aangewezen op zijn brieven.
Robberts is blijkens de brieven een koopman die in Suriname producten als suiker en letterhout koopt van producenten en verscheept naar afnemers in Zeeland, die betalen in geld of goederen.
Hij is getrouwd met Josina de Laver. Het echtpaar heeft een dochter die Johanna heet. Josina treedt op namens haar man, houdt contact met zakenrelaties en beheert Robbertsens geld. Josina heeft een broer Dirck Jopsen (Dirk Jobsen).[5] In bovenstaande brief van 13 januari 1672 schrijft hij dat zijn eerste jaar (als koopman) een slecht jaar is geweest, waaruit kan worden afgeleid dat hij in 1670 of 1671 in Suriname is aangekomen of actief is geworden.

Willem Mogge
'Kort na de verovering van Suriname op de Engelschen in februari 1667 werd, met ’s lands schip de Hope, Pieter van Beaumont als landmeter daarheen gezonden. Deze heeft het land van zijn bestemming niet bereikt, omdat het schip in mei daaraan voorafgaand in handen van de Engelsen viel. Een tweede uitgezonden landmeter was Willem Mogge (na de vrede van Breda op 31 Juli 1667) wiens opgedragen werd ‘dadelick op sijne aancomste te Serename een pertinente en correcte caerte van geheel Serename (te) maecken met hetgene daaronder wert gerekent,’ Van deze Mogge, die eind november 1667 in Suriname aankwam, is weinig bekend. Wel komt in een artikel van F.E. baron Mulert ‘De eerste uit Nederland naar Suriname gezonden landmeters (1667)’ T.A.G. van 15 mei 1912 en 15 januari 1913, een algemeen kaartje van Suriname voor als verkleinde kopie van een in 1677 vervaardigde kaart (overeenkomend met een van 1671) waarop de naam Mogge voorkomt als een van de toenmalige plantage-eigenaren en op grond waarvan de genoemde schrijver het vermoeden uit, dat Mogge wellicht de vervaardiger van deze kaart zou zijn.'[6] 

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabijgelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Literatuur
*G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008).
*John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
*F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
*Nettie Schwartz, ‘Weggaan of blijven? Brieven uit Suriname van Zeeuwse landverhuizers in 1672’, in: Archief (2012) 93-150.
*H. den Heijer, ‘Over warme en koude landen. Mislukte Nederlandse volksplantingen op de Wilde Kust in de zeventiende eeuw‘, in: De Zeventiende Eeuw 21 (2005) 79-90.
*Jan Marinus Linde, Surinaamse suikerheren en hun kerk: plantagekolonie en handelskerk ten tijde van Johannes Basseliers, predikant en planter in Suriname, 1667-1689 (Wageningen, 1966) passim.
*Suze Zijlstra, ‘Corresponderen om te overleven. Het economische belang van persoonlijke brieven uit zeventiende-eeuws Suriname’, in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 31/I (2012) 27-41.

Noten
[1] ZA, 997 Magistraat van Middelburg 1560-1810 Stadsrekeningen Middelburg 1650-1675 (g) (bewerking Kesteloo).
[2] De Magistraat der stad Middelburg, die geregeert hebben sedert anno 1560 (Middelburg, gedrukt by Willem de Klerk, ordinaris stadsdrukker, woonende op de Wal, [s.a]).
[3] Murk van der Bijl, Idee en interest. Voorgeschiedenis, verloop en achtergronden van de politieke twisten in Zeeland en vooral in Middelburg tussen 1702 en 1715 (Groningen, 1981).
[3] ZA, toegang 2, Staten van Zeeland inv. nr. 2035.1 Stukken uit Suriname en omliggende kwartieren ingekomen, 1667-1681.
[4] Nettie Schwartz, ‘Weggaan of blijven? Brieven uit Suriname van Zeeuwse landverhuizers in 1672’, in: Archief (2012) 93-150.
[5] TNA, HCA 30 1059 I Josijnna de Laver huisvrouw van Johannis Robberts Middelburg 2 en 9 januari 1672.
[6] Herman Daniël Benjamins en Joh. F. Snelleman (red.), Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië, 445.

Bij deze context horen de volgende brieven

Andere brieven van Johannis Robbertsen:
HCA 30 1059 I Willem de Backer vendumeester Vlissingen 2 januari 1672