Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Caap Ster St ChristoffelZicht op Caap Ster op St. Christoffel, het huidige St. Kitts, heden ten dage, bron: Google MapsVatel Grifin, vermoedelijk een planter op Kaap Ster te St. Christoffel (St. Kitts), schrijft op 4 december 1664 een brief aan Pieter Buteux sr., woonachtig op de Balans in Middelburg.
Hij stuurt met kapitein Jan Meijer twee oxhoofden en een pijp suiker naar Middelburg, samen met 2.241 pond en 1.900 pond gember. Hij had graag nog meer gestuurd, maar vindt het met de oorlogsdreiging veiliger om alle goederen verspreid overzee te sturen. Hij zal met het volgende schip richting Middelburg weer een zending meesturen. Hij geeft aan dat de heer Bloncquebijle hem genoeg goederen heeft gestuurd met de kapiteins Tange en Hursels. Hij verzoekt Buteux om de financiële opbrengst van de suiker en gember aan hem te retourneren in koopwaar die hij eerder aangegeven heeft. Hij doet een niet zo vriendelijke poging de zakenrelatie open te houden door te melden dat indien Buteux hem een voorschot geeft hij voor hem zal blijven handelen en indien hij de nog openstaande schuld van 2.600 sou (Franse munt ter waarde van een stuiver) aan Bloncquebijle zal kwijtschelden. In het PS laat hij weten dat mocht Buteux kapitein Matthieu Lieve zien hij moet zeggen dat Grifin zich niet aan de afspraak met Gille Clein kan onttrekken.

Pieter Buteux sr.
De familie Buteux kwam oorspronkelijk uit Frankrijk. Een protestantse tak van de familie verliet Amiens naar aanleiding van geloofsvervolging in 1594 en 1596. De wapenspreuk van de familie was Soli Deo Gloria. Pieter Buteux sr. was de derde nakomeling van Charles Buteux die in Amiens woonde. Voordat Pieter sr. naar Middelburg trok heeft hij waarschijnlijk enkele jaren in Lille gewoond. Hij had tweed oudere zussen en een jongere zus: Suzanne, Marie en Madelaine.  Buteux sr. Werd in 1639 burger van Middelburg en trouwde in hetzelfde jaar met Louise Segar (de weduwe van Jaspar Sandra). Buteux gebruikte als zakenman ook het alias ‘Aman Crayen.’ Hij was woonachtig op de huidige Balans 4 in het huis de Gouden Peere. Na zijn dood in 1687 bleven zijn weduwe en zoons Charles en Pieter jr. daar ook wonen en nam Pieter de zaken van zijn vader over. De geadresseerde was Pieter Buteux sr. Pieter Buteux jr. werd op 4 maart 1673 geboren en werd op 15 december 1707 begraven in de Oostkerk. Pieters zuster Madelaine trouwde in 1683 met zakenpartner Jean Walleran Sandra.[1]
 
De handelsfirma Buteux & Sandra

FO113129Het huis van de families Buteux en Sandra aan de Balans nr. 4 in Middelburg, foto: J. Francke, april 2008, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 113129

Pieter Buteux bezat samen met zakenpartner Jean Walleran Sandra (1661-29 juli 1712) een handelsfirma. Het handelsverkeer van de firma Buteux & Sandra richtte zich aanvankelijk vooral op de luxehandel met Antwerpen. Pieter Buteux sr. en Jean Walleran Sandra handelden in de jaren zeventig van de zeventiende eeuw bijvoorbeeld met belangrijke Antwerpse kooplieden van de firma De Bruyne, die in luxestoffen, wandtapijten, kant, bont, wijn, specerijen, zilver en papier handelden.[2] Tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697) handelden Buteux en Sandra ook in wijn en brandewijn, huiden, koper, laken, leer, lijnwaad, siroop, staal, tabak, was, wol en zijde. De nadruk lag steeds op de textielhandel.[3] Tijdens de Spaanse Successieoorlog (1701-1714) handelde Sandra vooral in cacao, tabak, sandelhout en was. Hij exporteerde deze producten naar Vlaanderen en Brabant.[4]

Buteux & Sandra waren voornamelijk lakenkooplieden. Zij waren dan ook lid van het stedelijke lakengilde, waarvan Jean Walleran Sandra in 1705 overdeken was. Het verschuiven van zijn handelsbelangen had te makken met de invloed van Sandra in de Middelburgse Directie van de Levantse Handel (zie aldaar), wier kapiteins vooral op Smirna handelden, waar zij bijvoorbeeld zijde kochten. Los van de lakenhandel, behoorden Buteux en Sandra in Middelburg tot de grootste koopliedenfirma’s in wijn en brandewijn. Na de dood van zakenpartner en schoonvader Pieter Buteux sr. bleef de firma bestaan. Pieter Buteux jr. volgde in 1692 zijn overleden vader op in het handelsbedrijf.[5] De activiteiten zijn waarschijnlijk in februari 1702 gestaakt, waarna beide kooplieden ieder hun eigen weg zijn gegaan.[6] Sandra stortte zich hierna vooral in de rederij en de smokkelhandel.

De Tweede Engelse Oorlog (1665-1667)
Strenge scheepvaartwetten van de Britten, die onder meer export van Britse goederen naar niet-Britse landen door buitenlanders verboden, lagen ten grondslag aan de oorlog tussen de Republiek en Groot-Brittannië. Ook constante conflicten in de koloniale gebieden vormden hiervoor de aanleiding. Zo veroverden de Britten in 1664 Curaçao en Nieuw-Amsterdam en werden door Robert Holmes Nederlandse forten op de Afrikaanse kust ingenomen. De Ruyter, die op strafexpeditie naar Afrika en West-Indië werd gestuurd, heroverde deze forten weer. Een door de Staten-Generaal in oorlog geïnitieerde actie die tegenwoordig nogal eens volstrekt buiten de context wordt uitgelegd als zou De Ruyter hiermee bewust de slavenhandel en slavernij in stand gehouden hebben.
De oorlog werd vooral ter zee uitgevochten. De Britten namen 522 Nederlandse koopvaardijschepen buit. Tijdens deze oorlog zat het de Britten niet mee. In 1665 brak de pest uit in Londen en op 12 september 1666 woedde een grote brand in de stad. De eerste zeeslag, die van 13 juni 1665 in de Slag bij Lowestoft werd nog gewonnen door de Britten, maar in de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) trokken de Nederlanders aan het kortste eind. De Tweedaagse Zeeslag (4 augustus 1666) was wederom een overwinning voor de Britten, waarna Terschelling in de as werd gelegd. Raadpensionaris Johan de Witt revancheerde zich met een plan om de thuisbasis van de Engelse vloot aan te vallen. Tussen 19 en 24 juni 1667 voer een vloot onder De Ruyter de Thames op en vernietigde bij Chatham drie kapitale en tien andere oorlogsschepen en nam het vlaggenschip HMS Royal Charles op sleeptouw als buit mee naar de Republiek. Op 31 juli 1667 werd de Vrede van Breda gesloten tussen beide mogendheden.

St. Christoffel
St. Christoffel heet tegenwoordig St. Kitts, ook bekend als Saint Christopher Island, gelegen in de Caribische Zee en behorend tot de Kleine Antillen. Blijkens onderzoek van Monique Klarenbeek naar onder meer 139 uit St. Christoffel afkomstige, gekaapte brieven bedreven Nederlanders daar handelsactiviteiten in de zeventiende eeuw.[7] De volgende citaten zijn afkomstig uit haar doctoraalscriptie uit 2006.
‘Phillippe de Longvilliers du Poincy, ridder in de Orde van Malta, sloot als gouverneur van St. Christoffel in 1640 een contract met kooplieden uit Middelburg voor de exclusieve handel op het eiland’ (...) ‘De handel op het eiland was grotendeels in handen van particuliere kooplieden uit de Republiek, net zoals overal in de Caraïbische wateren.’[8]
‘Het grootste deel van de Nederlanders op het eiland was mannelijk en slechts voor een korte periode op het eiland. Ze zijn onder te verdelen in twee groepen. Ten eerste waren er tenminste vijftien vermoedelijk jongere mannen die in opdracht van een koopman of handelshuis uit de Republiek voor enige tijd de zaken waarnamen op het eiland. Deze handelaren hoopten met enig kapitaal, ervaring en een zeker netwerk naar huis terug te keren’.
(…) ‘Ten tweede waren er de reizigers die hun eigen cargasoen begeleidden of die van familie of vrienden. Ze huurden een deel van het schip voor koopwaar die ze op het eiland wilden verkopen om na ontvangst van geld of retourgoederen weer naar de Republiek te vertrekken. Zij woonden niet op het eiland en bleven niet lang.[9]
‘Het waren vooral de Zeeuwen die actief waren in West-Indië, in de WIC, als kolonisten, in de kaapvaart en (…) als particuliere handelaren.’[10]
‘De door de Nederlanders gestimuleerde suikerteelt echter gaf de eilandeconomie pas echt een groeispurt.’[11]

‘Tabak, katoen en suiker waren met de verfstof indigo de exportproducten van het eiland.’[12]
‘Met hun wereldwijde handelsnetwerk en financiële steun droegen de kooplieden uit de Republiek in de eerste helft van de 17de eeuw in hoge mate bij aan de groei van de tabaks- en suikerteelt op het eiland. Door de lage vrachtkosten in de Republiek was het mogelijk verschillende soorten koopwaar tegen een redelijk prijs te leveren. De suiker en de tabak, waarmee de planters de koopwaar betaalden, zorgden voor een bloeiende tabaks- en suikerindustrie in de Republiek. Er bestond een intensieve handelsverbinding tussen de Republiek en het Frans-Engelse eiland, waarbij de schippers van de meer dan honderd Nederlandse schepen die het eiland jaarlijks aandeden, een belangrijke rol speelden. Zij behartigden de belangen van zowel de kooplieden in de Republiek als van de kooplieden op het eiland.
Vanaf 1664 veranderde de situatie, toen eerst Engeland en later Frankrijk met drastische protectionistische maartregelen kwamen om hun eigen handel te stimuleren ten koste van de Nederlandse kooplieden. Tegen de wil van de planters op het eiland werd de handel met de Nederlanders steeds meer aan banden gelegd.’[13]

Noten
[1] Johan Francke, ‘Leven en werk van de koopman-reder Jean Walleran Sandra (1661-1712) en de firma Buteux en Sandra’, in: Archief (2010) 90-91.
[2] C.E. Heyning, ‘Kostelycke waren’; Zeeuwse kooplieden en de Antwerpse luxenijverheid in de zeventiende eeuw. In: Archief; Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, 2003, 10-11, 15.
[3] Jaarboek van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Munt- en peningkunde, jrg. 16 (1929), 55.
[4] Van der Bijl, Idee en interest, 37-38.
[5] Zeeuws Archief (ZA), Archief Staten van Zeeland, 2.1, Gedrukte Notulen Staten van Zeeland, inv.nr. 109, 1693, p. 21, 27, 3. Pieter Buteux jr., in 1693 20 jaar oud, vroeg in februari van dat jaar venia ætatis (een meerderjarigheidsverklaring) aan bij de Statenvergadering. Bij beiden moesten eerst de voogden en de weeskamer worden gehoord, waarna de Staten Buteux het Venia ætatis en de Brieven van Emancipatie in communi formâ verleenden.
[6] Stadsarchief Antwerpen (SAA), Insolvente Boedel (IB) Jacques de Lannoy – Cornelia de Brier, inv.nr. 1951. In een brief van 2 maart 1702 aan De Lannoy maakt Buteux jr. duidelijk dat de handelsactiviteiten van de compagnons vanaf dat moment gescheiden zijn.
[7] M. Klarenbeek ‘Grutters op de Antillen: Particuliere kooplieden uit de Republiek op het eiland Sint Christoffel in de zeventiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 32/2 (2013) 20-37.
[8] M. Klarenbeek (a) ‘Grutters op de Antillen’ enz. p. 11.
[9] idem, 14.
[10] idem, 18.
[11] idem, 26.
[12] idem, 27.
[13] idem, 17, 45.

Literatuur
*Murk van der Bijl, Idee en interest; voorgeschiedenis, verloop en achtergronden van de politieke twisten in Zeeland en vooral in Middelburg tussen 1702 en 1715 (Groningen, 1981).
*Johan Francke en Katie Heyning, Wy zwijgen van de scha, zoo vaak hen toegekomen.' Het leven van koopman, reder, politicus, procureur, reclamant, kunstverzamelaar en patriciër Jean Walleran Sandra (1672-1706)', in: Archief (2010) 81-112 en 113-140. 
*J.R. Bruijn The Dutch Navy of the seventeenth- and eighteenth centuries (Columbia (South Carolina), 1993).
*A. Doedens, Liek Mulder Nederlands-Engelse oorlogen. Door een zee van bloed in de Gouden Eeuw, 1652-1674 (Zutphen, 2016).
*M. Klarenbeek, ‘Grutters op de Antillen: een onderzoek naar de aanwezigheid van Nederlanders op het eiland St. Christoffel op basis van brieven geschreven aan de vooravond van de Tweede Engelse oorlog 1664-1665’ (Universiteit Utrecht, Faculty of Humanities, Theses 2006).
*M. Klarenbeek, ‘Grutters op de Antillen: Particuliere kooplieden uit de Republiek op het eiland Sint Christoffel in de zeventiende eeuw’ in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 32/2 (2013) 20-37.
*Monique Klarenbeek, St. Christopher as a Trade Hub for Dutch Merchants, 1624-1667 (2014).
*Gijs Rommelse, The Second Anglo-Dutch War (1665-1667). Raison d’état, mercantilism and maritime strife (Hilversum 2006).
*Piet van Sterkenburg, ‘”Onse negerssvolc soo kijven omdat negerijnen haer niet en wijlt laten fijke fijke.” Brief van Adriaen Adriaensen vanuit Geuadelupe, 5 december 1664’, in: Erik van der Doe, Perry Moree, Dirk J. Tang (red.), et al., De smeekbede van een oude slavin en andere reisverhalen uit de West. Sailing Letters Journaal II (Zutphen, 2009) 58-68.

Bij deze context horen de volgende brieven: