Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief
Suikermolen Suriname HCA30 1058Tekening van een op waterkracht aangedreven suikermolen uit 1672, foto: J. Francke, mei 2017, bron: TNA, HCA 30, inv.nr. 1058Jan van Ruijven schrijft op 31 december 1671 aan Willem de Backer in Vlissingen en meldt de aankomst van de schepen van Jacob Soetelinck en Jan Andriessen. Het verwondert hem dat met Soetelinck geen brief van De Backer is gekomen, maar slechts een cognossement van koopwaar.
Hij doet opgave aan De Backer van de levensmiddelen en koopwaar die hij hem moet zenden zoals wijn, boter, textiel, schoenen en hoeden voor volwassenen en voor kinderen. Voor de kinderen wil hij wel liefst hoge en smalle schoenen, zoals die in de mode zijn. Ook wil hij maar liefst een half oxhoofd vol spijkers van 2,5 tot 4,5 duim lang (dus ca. 6,5 tot 11,5 cm. lang).
Hij vraagt De Backer voor hem vier ketels met bijbehorende onderdelen voor de suikermolens voor hem te kopen, want hij moet zich nu behelpen met gehuurde ketels. Hij geeft als aanbeveling deze in Amsterdam te bestellen omdat ze daar waarschijnlijk goedkoper zijn en ook beter naar wens gemaakt kunnen worden.
Een betaling die hij in opdracht van De Backer aan diens zwager ds. Johannes Basseliers moest doen, is nog maar ten dele gedaan omdat geld in Suriname schaars is.
Hij stuurt een paar stukken letterhout, bestemd voor de vrouw van De Backer voor een ledikant.
Hij zal uitkijken naar de aanschaf van een aapje, papegaai of een paar parkieten.
Met schipper Bastiaensen stuurt hij 13 partijen suiker, waarvan hij een specificatie bijvoegt, en verzoekt De Backer de suiker voor hem te verkopen.
Hij is van plan per elke volgende gelegenheid suiker te sturen.

Jan van Ruijven
Over de planter Jan van Ruijven wordt uitvoeringe informatie verstrekt in een artikel van Tom Weterings, beschikbaar op dbnl.org.[1], waaraan het volgende is ontleend. Hij verhuisde op 3 april 1669 met vrouw, kinderen en zes slaven van Tobago naar Suriname, waar hij al snel een prominente positie innam: zijn naam prijkt regelmatig als getuige of ondertekenaar op verschillende documenten. Zijn vele brieven naar Zeeland getuigen bovendien van een uitgebreide kennissenkring in de Republiek. Later zou hij zelfs deel uitmaken van het bestuur van de kolonie. Van Ruijven vocht een langdurige ruzie uit met Johannes Basseliers, de eerste dominee in Suriname, voornamelijk over het gebruik van diens land. Van Ruijven had een aantal vaste correspondenten in Zeeland, zoals de reders Johan en Pieter Boudaen Courten en Laurens Verpoorten, en de Vlissingse vendumeester De Backer.

Van Van Ruijven zijn ook de volgende brieven aanwezig:
*HCA 30 223 schipper Pieter Heerents Middelburg 17 oktober 1671
*HCA 30 228 Maria Huijgens Middelburg 6 augustus 1672 en contextinfo
*HCA 30 1059 I Gerard Blaese koopman Vlissingen 29 december 1671
*HCA 30 1059 I Pieter Constant kapitein Vlissingen 31 december 1671
*HCA 30 1059 I Cornelis Dankerts Veere 31 december 1671
*HCA 30 1059 I Willem Hodge schipper Vlissingen 31 december 1671
*HCA 30 1059 I Adriaen van Geel koopman Vlissingen 31 december 1671
*HCA 30 1059 I Cornelis Janssen bootsman van Barrevouters Vlissingen 31 december 1671  

Willem de Backer 
FO035033De Breewaterstraat in Vlissingen waar De Backer in het huis ‘in de Dobbelsteen’ woonde. Foto: P. Vreke, omstreeks 1960, ZB Beeldbank Zeeland, recordnr. FO035033Willem (Guillaume, Gelgamme) de Backer was koopman en vendumeester in Vlissingen.[2] Hij zou daar, afgaand op andere brieven in het huis ‘in de Dobbelsteen’ in de Breewaterstraat hebben gewoond. De Backer was gemachtigde van zijn zwager ds. Johannes Basseliers, predikant in Suriname.[3] De Backer was ook leverancier van goederen voor de soldaten in Suriname.[4] Hij zou twee zonen hebben gehad: Ariaen (Arjan) en Johan, die beiden in Suriname verbleven. De Backer is zelf partenreder en boekhouder van de schepen Goude Poorte en Zeven Gebroeders, die op 21 december 1671 in Suriname arriveerden.

Johannes Basseliers
Over Johannes Basseliers is uitvoerige informatie te vinden in het boek Surinaamse suikerheren en hun kerk.[5]
Johannes Basseliers (1640-1689) was de eerste gereformeerde predikant in Suriname. Omdat hij in de eerste acht jaar geen traktement ontving, begon hij al in 1671 een plantage. De dominee-planter was tamelijk succesvol met zijn Surimonbo. Johannes Basseliers was de zoon van een ijzerhandelaar en schepen in de vroedschap van Middelburg. Zijn moeder zette de zaak voort nadat haar man was gestorven. Na van 1651 tot 1659 het Middelburgsch gymnasium te hebben bezocht, werd hij in 1661 ingeschreven als theologisch student aan de Universiteit van Utrecht. In 1668 reisde Johannes Basseliers met de tweede Zeeuwse invasievloot naar Suriname. Basseliers was getrouwd met Sara van Scharphuizen, en werd zodoende de zwager van Johan van Scharphuizen, een invloedrijke planter, die in hem uitnodigde in de Raad van Politie zitting te nemen. Een carrière als bestuurder weigerde Basseliers, omdat hij inmiddels ziek was geworden. Basseliers dochter Elisabeth werd in 1680 geboren op Curaçao. In 1689 werd zij de erfgenaam van de plantage, die vervolgens tien jaar lang beheerd werd door de Van Scharphuizens. Nadat haar oom in 1698 was gestorven, kwam Elisabeth in het bezit van drie plantages: een afkomstig van haar vader en twee afkomstig van haar oom. De plantages Palmeniribo en Surimonbo lagen naast elkaar.

Surimonbo RP-T-1905-108Woonhuis en een schuur op de plantage Surimonbo te Suriname, potloodtekening Dirk Valkenburg, ca. 1708, collectie RijksmuseumBasseliers heeft een aanmerkelijk deel van zijn ambtelijk leven als predikant aan de kolonie Suriname gewijd. Waarschijnlijk is hij tevens de eerste dominee in de kolonie geweest. Immers: 31 juli 1667 kwam zij ten gevolge van den vrede van Breda in Nederlands bezit en in 1668, misschien zelfs nog in 1667, kwam hij er reeds heen, uitgezonden door de kerken van de classis Walcheren. Hoezeer hij in de kolonie werd geacht, blijkt uit het feit dat men hem er zelfs tot lid van de Raad van den Hove van Politie en Crimineele Justitie heeft benoemd; een benoeming die hij aannam. Desalniettemin hebben de autoriteiten in het vaderland hem, althans in financieel opzicht, steeds zeer verwaarloosd. In februari 1669 had hij nog een deel van de kosten van zijn overtocht tegoed – blijkens een brief, waarin hij verschillende bijzonderheden aangaande zijn werk vermeld. In 1676 had hij zelfs niet minder dan circa acht jaren tractement tegoed.
 Er zijn twee brieven aan de classis te Middelburg geschreven die bewaard zijn gebleven van Johan Basseliers. Daaruit kan opgemaakt worden dat bij zijn aankomst in Suriname er een zeven à achttal Nederlanders woonde. Zij die met hem meegekomen waren om naar Berbice door te reizen, lieten hem wegens zijn zwakke gezondheid in Suriname achter. Hoewel hij te Thorarica stond, hield hij ook godsdienstoefeningen te Paramaribo en bediende zondags beide dorpen, die zeven kilometer van elkaar verwijderd lagen, om beurten. Een zware taak voor een niet al te sterke man in die dagen in dat klimaat. Het traktement, waarop hij in 1668 was meegekomen, bedroeg £ Vls. 800 tot £ Vls. 1.200 (4.800 tot 7.200 gulden) maar, zooals uit een brief van 15 mei 1685 blijkt, had hij in zeven jaar tijds geen traktement ontvangen en was men hem toen £ Vls. 8.400 (50.400 gulden) schuldig. Toch bleef hij op zijn standplaats met opgewektheid en liefde zijn taak vervullen in het ‘onchristelijke’ land en schreef hij in zijn eerste brief: ‘broeders, bid voor mij, die hier ben als een eensame musch op het dack, opdat, terwijl de duysterheid de volkeren en de donkerheid de natiën nog bedekt, Zions puijn en vervallen muuren onder en door mijn swakke dienst alhier mogte herbouwt, het vallende geschoort, het swakke gesterkt worden. De gemeente bleef klein. Hij schreef, dat hij onder een volk leefde en woonde, dat ‘met geen lust bevangen en word, sig met wind voed en in zijn droefenis blijft sitten sonder te willen geroert of bewogen te worden, schoon de slaande engel ’t land doorwandelt heeft, slaande bijna van huis tot huis met pestilentiale coortsen en uytteerende siekten en eijndelijk de dood.’ Hieruit zou men opmaken, dat Suriname ongezond was maar elders wordt dit duidelijk weersproken. Er was toen echter bijna geen huis waar geen dode was. De predikant zelf klaagde over geheugenzwakte. In zijn woning waren zes doden: ‘twee lieve kinderen, een neger, een Indiaansch kind en nog twee anderen.’ Hij preekte in een oude vervallen kerk, klein, rondom open en van boven met gaten, die in het midden van het bost stond. Hij schrijft in 1676: ‘in acht jaren niet een duijt van mijn gage genoten hebbe’, behalve dat zijn zwager vier maanden geleden na drie à vier jaar lang aandringen £ 600 voor drie dienstjaren heeft ontvangen en het gouvernement hem nog £ 1000 schuldig is: ‘slegte belooninge voorwaar voor trouwe en moeylijke diensten.’ In 1676 vraagt hij daarom ontslag en een andere standplaats, waar men beter betaalt, anders is hij wel genegen nog een paar jaar te blijven, want een dorschende osse moet men niet muylbanden. Het is begrijpelijk, dat onze predikant zonder inkomsten verplicht was op een andere wijze aan de kost te komen en plantages aanlegde die daarin voorzagen. Zo was hij aanlegger en eigenaar van twee plantages, een nabij die van de zusters van gouverneur Van Sommelsdyck, hoog op de rivier, en een andere nabij Torarica, niet ver van de Jodensavanne, naast de plantage van Van Scherpenhuyzen, ‘Palmeneribo’. Toen de gouverneur Van Sommelsdyck waterwerken op de plantages deed aanleggen, waren de eerste plantages, waarop zulks geschiedde, die van dominee Basseliers en van Van Scherpenhuyzen.

Surinombo 3 huizen RP-T-1905-105Gezicht op drie huizen op de plantage Surimonbo, tekening Dirk Valkenburg, ca. 1708, collectie Rijksmuseum, Amsterdam

In 1672 zonden de Staten van Zeeland eindelijk een tweede predikant, een Franschman van afkomst, ds Francis Chaillon, ‘om duyts te prediken’ te Paramaribo, zodat deze Basseliers' taak te Paramaribo kon verlichten. Maar lang bleef Chaillon er niet, en de kerk van Paramaribo bleef vacant en werd opnieuw door Basseliers bediend. Hoe goed hij aangeschreven stond, is wel hieruit gebleken, dat hij in juli 1685 met ‘pluraliteyt van stemmen werd genommineert tot Raed deser Provincie om daeruyt door Sijne Excellentie d’electie gedaen te worden’, maar hij nam de benoeming niet aan, aangezien hij beide uiteenloopende functies, predikant en raadsheer, niet naar behoren kon vervullen.Blijkens de politieke notulen van 3 september 1685 verzocht ds Basseliers den gouverneur hem te willen verontschuldigen. Hoewel gouverneur Van Aerssen van Sommelsdyck sterk op de aanvaarding zijner benoeming aandrong, zwichtte hij ten slotte voor het verzoek van den predikant. In 1687 werd een tweede gereformeerde predikant uitgezonden, ds Heinrich Rosinus, afkomstig uit Koningsbergen, die echter wegens onchristelijken levenswandel werd geschorst. Ds. Basseliers overleed in 1689.[6]

Lijst van begrippen
*armosijn: armozijn, soort van zijdestof of taf, naar men meent uit het Oosten ingevoerd en later ook in Europa vervaardigd (IVDNT).
*letterhout; hardhout met zwarte aderen die op letters of slangetjes lijken, afkomstig van een tropische moerbeiboom (IVDNT).
*polekijen: in Vlaamsche geschriften komt een znw. pole (poole) en daarnaast een verkleinwoord poolkijn (poelkijn), -kin, -ken voor, waarvan de eigenlijke betekenis niet blijkt. Misschien beteekent het den eenen of anderen riem (IVDNT).
*pourtesoij: poudesoy, zijden stof zonder glans (IVDNT).
*vondel: vonder, balk in de molen waarop het rijn komt, en die als heffer dient bij ’t oplichten van de molenstenen (WNT).

Noten
[1] Tom Weterings ‘Zeeuws Suriname, 1667-1683’ in: OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis 30 (2011) 338-355.
[2] ZA, GIDS 102 Gids Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692) inv. nr. 668. Aan Guilliaume de Backer, koopman/vendumeester te Vlissingen, gemachtigde onder meer van ds. Baseliers, voor een jaar traktement volgens resolutie en ordonnantie van 3 januarij 1669. ‘Aen Giljame de Backer, als procuratie hebbende van ds. Jan Baseliers, predicant in Zuriname, de somme van hondertdrieëendertich ponden ses schellingen acht grooten Vlaems over een jaer tractement bij resolutie ende ordonnantie van den derden januarij 1669 met bekentenisse overgedient, dus 133 £ Vlaems 6 s. 8 gr.’
[3] ZA, GIDS 102 Gids Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692), inv. nr. 1187 Aan Guilliaume de Backer, koopman/vendumeester te Vlissingen, gemachtigde onder meer van ds. Baseliers, voor een jaar traktement volgens resolutie en ordonnantie van 4 november 1671. ‘Aen Guilliaume de Backer, als order hebbende van den predicant Bassalier in Suriname, de somme van 600 £ Vlaems over drie jaren tractement en tafelkosten, verschenen augusti 1671 bij ordonnantie 4 november 1671 met bekentenisse hier overgedient, dus 600 £ Vlaems.’
[4] ZA, GIDS 102 Gids Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692) inv. nr. 1188 Aan Guilliaume de Backer, koopman/vendumeester te Vlissingen, gemachtigde onder meer van ds Baseliers, voor leverantie van goederen aan de soldaten volgens ordonnantie van 3 februari 1672. Verdere betalingen voor leveranties zijn vermeld in de inv. nrs. 1189, 1374, 1375, 1376 en 1493. ‘Aen Guiiliaume de Backer de somme van 66 £ 13 s. 4 d. Vlaems voor leverantie van goederen aen de soldaten in Suriname volgens den wisselbriev van den commandeur Versterre ordonnantie 2 februarij 1672 met bekentenisse hier overgedient, dus 66 £ 13 s. 4 d. Vlaems.’
[5] J.M. van der Linde, Surinaamse suikerheren en hun kerk. Plantagekolonie en handelskerk ten tijde van Johannes Basseliers, predikant en planter in Suriname 1667-1689 (Wageningen, 1966).
[6] F. Oudschans Dentz,, ’De Hervormde kerk in Suriname in haar begin tijd’, in: De West-Indische Gids 30 (1949) 353-361; ‘Johannes Basseliers [Documentatie­map]’ (Middelburg: Zeeuws Documentatiecentrum, 2007) en J.M. van der Linde, Surinaamse suikerheren en hun kerk.

Literatuur
*Linde, J.M. van der, Surinaamse suikerheren en hun kerk; Plantagekolonie en handelskerk ten tijde van Johannes Basseliers, predikant en planter in Suriname, 1667-1689 (Wageningen, 1966).
*Meiden, G.W. van der, Betwist bestuur; Een eeuw strijd om de macht in Suriname 1651-1753. (Amsterdam, 1987).
*Vance Roitman, Jessica, ‘Second is best. Dutch Colonization on the “Wild Coast”’in: L.H. Roper (ed.), The Torrid Zone. Caribbean Colonization and Cultural Interaction in the Long Seventeenth Century (University of South Carolina, 2018) 61-75.
*Vernooij, J., ‘Godt niet meer Engels maer geheel Zeeuws; Jan Basseliers, kerk en slavernij’, in: Zeeland; Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 14/1 (2005) 3-12.
*Weterings, T.A.J.M., Rampjaar aan de Rivier; Zeeuws Suriname in brieven van kolonisten, december 1671 - september 1672. Masterscriptie Universiteit van Amsterdam (Amsterdam, 2009) Online beschikbaar via: http://www.textualscholarship.nl/?p=5910 
*Weterings, Tom ‘Zeeuws Suriname, 1667-1683’, in: OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis 30 (2011) 338-355.
*Zijlstra, Suze en Tom Weterings ‘Colonial Life in Times of War. The Impact of European Warson Surinam’ in: L.H. Roper, a.w., 76-91.

Bij deze context horen de volgende brieven: