Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Nieuwe Kaart van SurinameNieuwe kaart van Suriname door J. Ottens, eind 17de eeuwJohannis Robbertsen schrijft uit Torarica in Suriname drie brieven aan zijn vrouw Josina de Laver in Middelburg: één op 2 en twee op 9 januari 1672.
Hij laat zijn vrouw weten op 11 december ook geschreven te hebben en de post samen met twee oxhoofden suiker met kapitein Lourens Dubbeldemuts met het schip Anna meegezonden te hebben.
Zijn brieven handelen grotendeels over zendingen suiker en geld dat in verband daarmee moet worden betaald of ontvangen. In totaal heeft Robbertsen 12.055 pond suiker naar huis gestuurd. Het is de bedoeling dat Willem de Backer (Gelgamme Backer genoemd in de  brief) dit tegen de hoogste prijs zal verkopen in Vlissingen en na aftrek van provisie het geld aan Josijnna zal geven.  Ook stuurt hij een wisselbrief van honderd gulden mee die van David Kemp voor Jacobus van der Meer bestemd is, maar deze moet de honderd gulden aan Josijnna geven.
Hij bedankt zijn vrouw voor kleding, schoeisel en brandewijn die zij hem heeft gestuurd en vertelt dat hij een melkkoe heeft, die een kalf heeft gekregen. De hoed en de schoenen had hij nodig om fatsoenlijk naar kerk te kunnen gaan, alleen waren de schoenen (muilen) iets te lang en de slaapmuts te klein, maar de rest van de kleding paste wel goed. Het had lang geduurd voor hij deze ontvangen had, maar zegt hij: ‘Laetten [h]aver compt oock op.’ Hij vraagt Josijnna nog wel of zij hem ook nootmuskaat en saffraan sturen wil. Hij heeft begrepen dat zijn dochter Johanna ‘eetsijckelijcke’ was geweest, waarmee hij waarschijnlijk bedoelde dat ze niet wilde eten. Hij hoopt dat het nu beter gaat. Hij bedankt zijn zwager Dirk Jobsen (Dirck Jopsen in de brief) voor de brieven die hij tot nu toe stuurde.
Tevens meldt hij dat twee slavenschepen uit Angola zijn gearriveert, namelijk de Gouden Poorte en de Seven Broeders van kapitein Claes Raes en kapitein Jan Dimmesen, en dat kapitein Jan Andriessen op de laatste dag van het jaar is aangekomen. Op 23 december was ook kapitein Jacob Soeteling gearriveerd.
Met de tweede brief stuurt Robbertsen een rekening van suiker die is verscheept aan zijn neef Willem de Backer in Vlissingen. In deze brief schrijft hij ook dat hij Suriname geen geschikt land vindt voor zijn vrouw om over te komen. Overigens is zijn oordeel over Suriname niet negatief want hij zegt dat ‘het met het landt nuij sterck begent te betteren’.
De derde brief gaat ook over suikerzendingen en betalingen, waaronder de opdracht om een bedrag te betalen aan Susanna, de dochter van Johannis d’Olijslager. Laatstgenoemde verblijft ziek in het huis van Robbertsen en is medeondertekenaar van de brief.

Johannis Robbertsen

TE001529De Oostkerk in Middelburg werd in 1667 in gebruik genomen voor de gereformeerde eredienst, prent van Alphons Dillens, ca. 1874, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. TE001529Robbertsen is blijkens de brief een koopman die in Suriname suiker koopt van producenten en verscheept naar afnemers in Zeeland, die betalen in geld of goederen. Hij is getrouwd met Josina de Laver. Het echtpaar heeft een dochter die Johanna heet. Josina treed op namens haar man, houdt contact met zakenrelaties en beheert Robbertsens geld. Josina heeft een broer Dirck Jopsen (Dirk Jobsen).

Johannes d’Olijslager
Een Johannes d’Olijslager wordt vermeld in een weesakte van 4 mei 1639 van de weeskamer te Middelburg.[1] Johannes d’Olijslager, naar eigen zeggen afkomstig uit Middelburg, vertrok in 1671 met zijn gezin naar Suriname,[2], waar hij blijkens bovenstaande brief aankwam op 5 september 1671. Tot dat gezin behoorden de zoons Abraham en Daniël; een dochter Susanna was in Middelburg achtergebleven zoals we weten uit een brief van Daniël aan Susanna.[3]
Hij wilde daar een pottenbakkerij oprichten, waarvoor hij een vergunning had van de Staten van Zeeland, gedateerd 14 mei 1671, waarin zijn naam als Johannes Olislaeger wordt gespeld.[4] In december 1671 solliciteerde hij met brieven aan het provinciebestuur van Zeeland, pensionaris Pieter de Huybert en alle mogelijke andere bekenden naar de functie van secretaris van de kolonie Suriname, vacant geworden door de dood van Johan Bolle in november 1671; in die sollicitatie beriep hij zich op zijn kennis van Engels en Frans.[5]
'For people with an official function, such as the administrator but also the secretary of the colony, it was an advantage to be multilingual. People in Suriname were aware of the importance of these language skills. When Suriname's secretary Johan Bolle died in 1671, various people were eager to follow in his footsteps and claim this lucrative post. The recent arrival Johan d’Olijslager wrote to all the contacts he could think of in Zeeland to emphasize his desire to become secretary and explain why he was the best man for the job. One of the things he mentioned in several letters was his ability to speak both English and French, a testimony to the importance of both.’[6] d’Olijslager zou die functie niet krijgen. Deze werd vergeven aan Oostermans, een uit een hogere stand geboren mededinger uit de kring van de Staten van Zeeland.[7]

Willem de Backer 

FO035033De Breewaterstraat in Vlissingen waar De Backer in het huis ‘in de Dobbelsteen’ woonde. Foto: P. Vreke, omstreeks 1960, ZB Beeldbank Zeeland, recordnr. FO035033Willem (Guillaume, Gelgamme) de Backer is koopman en vendumeester in Vlissingen.[8] Hij zou daar, afgaand op andere brieven in het huis ‘in de Dobbelsteen’ in de Breewaterstraat hebben gewoond. De Backer was gemachtigde van zijn zwager ds. Johannes Basseliers, predikant in Suriname.[9] De Backer was ook leverancier van goederen voor de soldaten in Suriname.[10] Hij zou twee zonen hebben gehad: Ariaen (Arjan) en Johan, die beiden in Suriname verbleven. In de brief wordt melding gemaakt van hun aankomst met schipper Jacob Soetelinck. De Backer is zelf partenreder en boekhouder van de schepen Goude Poorte en Zeven Gebroeders, die een dag eerder, op 21 december 1671 in Suriname arriveerden.

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabijgelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Noten
[1] ZA, toegang 10, Rechterlijke, Weeskamer en Notariële Archieven Zeeuwse Eilanden (RAZE), 1456-1811 (1852) inv. nr 115a Weesakten Middelburg 1633-1639.
[2] TNA, HCA 30 inv. nr. 1059 I, brief aan Justus de Huijbert secretaris Staten van Zeeland Abdij Middelburg, 9 januari 1672.
[3] TNA, HCA 30 1059 I, brief aan Susanna d' Olijslager Middelburg, 10 januari 1672.
[4] ZA, toegang 2, Staten van Zeeland en Gecommitteerde Raden, (1574) 1578-1795 (1799) inv. nr. 1677, fol. 68v. Register van octrooien Staten van Zeeland deel II (1650-1715).
[5] TNA, HCA 30 inv. nr. 1059 I, brief aan Pieter de Huijbert pensionaris Staten van Zeeland Abdij Middelburg, 14 december 1671.
[6] L.H. Roper (red.) The Torrid Zone: Caribbean Colonization and Cultural Interaction in the Long Seventeenth Century (Columbia (SC): University of South Carolina Press 2018).
[7] ZA, GIDS 102 Gids Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692) p. 198.Inv. nr. 245.
[8] ZA, GIDS 102 Gids Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692) inv. nr. 668. Aan Guilliaume de Backer, koopman/vendumeester te Vlissingen, gemachtigde onder meer van ds. Baseliers, voor een jaar traktement volgens resolutie en ordonnantie van 3 januarij 1669. ‘Aen Giljame de Backer, als procuratie hebbende van ds. Jan Baseliers, predicant in Zuriname, de somme van hondertdrieëendertich ponden ses schellingen acht grooten Vlaems over een jaer tractement bij resolutie ende ordonnantie van den derden januarij 1669 met bekentenisse overgedient, dus 133 £V 6 s. 8 gr.’
[9] ZA, GIDS102 Gids Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692), inv. nr. 1187 Aan Guilliaume de Backer, koopman/vendumeester te Vlissingen, gemachtigde onder meer van ds. Baseliers, voor een jaar traktement volgens resolutie en ordonnantie van 4 november 1671. ‘Aen Guilliaume de Backer, als order hebbende van den predicant Bassalier in Suriname, de somme van 600 £ Vlaems over drie jaren tractement en tafelkosten, verschenen augusti 1671 bij ordonnantie 4 november 1671 met bekentenisse hier overgedient, dus 600 £ Vlaems.’
[10] ZA, GIDS102  Gids Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692)  inv. nr. 1188 Aan Guilliaume de Backer, koopman/vendumeester te Vlissingen, gemachtigde onder meer van ds Baseliers, voor leverantie van goederen aan de soldaten volgens ordonnantie van 3 februari 1672. Verdere betalingen voor leveranties zijn vermeld in de inv. nrs. 1189, 1374, 1375, 1376 en 1493. ‘Aen Guiiliaume de Backer de somme van 66 £ 13 s. 4 d. Vlaems voor leverantie van goederen aen de soldaten in Suriname volgens den wisselbriev van den commandeur Versterre ordonnantie 2 februarij 1672 met bekentenisse hier overgedient, dus 66 £ 13 s. 4 d. Vlaems.’

Bij deze context horen de volgende brieven: