Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

PB024749De Kleine Markt in Vlissingen, waar Adriaen Christiaensen woonde in het huis De Raven, prentbriefkaart ca. 1905, ZB Beeldbank Zeeland, recordnr. PB024749Plantage zetbaas Jacob Tinnegieter schrijft meteen na aankomst in Suriname een brief aan Adriaen Christiaensen die woont in het huis de Raven aan de Kleine Markt in Vlissingen.[1] Hij geeft aan nog geen goederen te hebben ontvangen, maar omdat de oogst heel mooi staat op het land verwacht hij daar wel veel van en hij zal zijn uiterste best doen voor zowel zichzelf als zijn opdrachtgever Christiaensen om zo goed mogelijk oogst binnen te krijgen.
Uit het gegeven dat Tinnegieter op 31 december 1671 in Suriname arriveerde kan opgemaakt worden dat hij zeer waarschijnlijk opvarende is geweest aan boord van het schip Aerdenburch van Jan Andriessen.

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabijgelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Noten
[1] ZA, DTBL Vlissingen 22 (NG Lidmatenregister 1634-1654), K 482, fol. 237. In september 1648 deed Adriaen Christiaenssen belijdenis als lidmaat van de Nederduitsch-gereformeerde kerk in Vlissingen. Hij was toen woonachtig aan de Grote Markt.


Bij deze context horen de volgende brieven: