Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Rede ParamariboDe rede van Paramaribo in het laatste kwart van de zeventiende eeuwBastiaen Jansen Verhooren schrijft vanaf het fregat de Zeven Gebroeders, liggend voor de kust van Paramaribo een brief aan zijn moeder in Middelburg en stuurt ook een vaatje suiker mee. Deze moeder is Adriana Jans, die kort geleden weduwe is geworden van Daniël de Nissen. Zij verblijft in het Oudemannenhuis aan de Herengracht (tegenwoordig bevindt de voorzijde zich aan Klein Vlaanderen).
Bastiaan laat weten haar eerdere brief ontvangen te hebben  en blij te zijn haar goede gezondheid daaruit te hebben vernomen. Zelf zegt hij de reis naar Suriname zonder al te veel ongemak te hebben doorstaan. Hij hoopt zo spoedig mogelijk huiswaarts te keren, maar verwacht dat dit helaas nog wel vijf à zes maanden zal duren voordat hij thuis is.
Graag ontvangt hij dan ook nog berichten van zijn moeder. Ook wil hij graag weten waarom er geld van zijn moeder in Vlissingen in beslag is genomen, omdat zij er niet meer over geschreven had. Zijn moeder had hem ook verteld over het huwelijk van Teune de Nissen (kennelijk een zus of nicht van de overleden man van Adriana Jans), die zij omschrijft als ‘met de kroone op ’t hooft getrouwt te sijn.’ Waarmee Adriana kennelijk aangaf dat ze boven haar stand getrouwd was. Bastiaan reageert hierop door te zeggen dat het oog van de wereld deze schijn van eerbaarheid toch wel niet zal verblinden, aangezien hij niet geloofd dat Teune haar eerbaarheid heeft behouden omdat zij er nogal wat vrijers op nagehouden heeft: ‘daer al minnig [bloem]tje van gepluckt is.
Hierna gaat Bastiaan meteen over op het meegestuurde vaatje suiker, dat als monogram AV heeft meegekregen en door de chirurgijn van het schip ’t Fort Zeelandia zal worden meegenomen naar Middelburg. Ook stuurt hij nog een vaatje limoensap mee, al moet dat tijdens het schrijven van de brief nog worden uitgeperst door Jelle. Lukt dat nog tijdig dan zal Bastiaan aan Jelle een brief meegeven waarin dit vermeld wordt. De zoon van Adriana’s vriend is ook in Suriname gearriveerd in goede gezondheid.
Ten slotte groet hij zijn moeder, alle vrienden en bekenden en in het bijzonder meester Jan en Antonij en wenst hen gelukkig nieuwjaar.

PB011817Het woonadres van Adriana Jans, het Oude Mannen- en Vrouwenhuis met de voorzijde aan de Herengracht, a. 1910, Prentbriefkaart F. den Boer, ZB Beeldbank Zeeland, recordnr. 011817Over de in deze brief genoemde personen, zowel Adriana Jans, de weduwe van Daniël de Nissen, als haar zoon Bastiaan Jansen Verhooren of Teune de Nissen zijn geen gegevens gevonden.

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog

De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabijgelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Literatuur
*John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
*F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
*Nettie Schwartz, ‘Weggaan of blijven? Brieven uit Suriname van Zeeuwse landverhuizers in 1672’, in: Archief (2012) 93-150.
*H. den Heijer, ‘Over warme en koude landen. Mislukte Nederlandse volksplantingen op de Wilde Kust in de zeventiende eeuw‘, in: De Zeventiende Eeuw 21 (2005) 79-90.
*M. van Groesen, ‘Barent Jansz. en de familie De Bry. Twee visies op de eerste Hollandse expeditie ‘om de West’ rond 1600’, in: De Zeventiende Eeuw 21 (2005) 29-48.

Bij deze context horen de volgende brieven: