Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting inhoud brief:

Nieuwe Kaart van SurinameNieuwe kaart van Suriname door J. Ottens, eind 17de eeuwAbel Thisso schrijft op 13 januari 1672 uit Suriname (dagtekening bevat geen plaats) aan Pieter van Delle in Vlissingen en meldt dat hij op 22 december in goede gezondheid is aangekomen. Hij heeft per brief zijn welbeminde op Tobago opgedragen naar Suriname te komen met het schip Gideon, dat hij op kosten van secretaris Batij aan haar heeft gestuurd.
Hij vraagt Van Delle enige aandacht te besteden aan zijn affaire met ene Bogart. Hij hoopt per eerste gelegenheid suiker voor zijn schoonzuster te kunnen sturen. Tenslotte meldt hij het overlijden van secretaris Johan Bolle.

Abel Thisso
Eigenlijk Tyssot. Volgens Lettres choisies écrites depuis sa jeunesse jusqu’à un âge fort avancé à différentes personneset sur toutes de sujets van mr. Simon Tyssot de Patot ( La Haye 1727) was hij een achterneef van die schrijver.[1] Hij was vaandrig in dienst van de Staten van Zeeland, toen hij in 1668 door deze met soldaten en kolonisten naar Tobago werd gezonden, waar hij in april als ‘commandeur’ in functie trad. Ongetwijfeld was hij Fransman, die over Nederlanders als ‘flamands’ schreef en onze taal niet kende, in elk geval niet kon schrijven. Zijn beheer op Tobago liet, door gemis aan tact tegenover burgers, militairen en indianen alles te wensen over. Dit belette niet dat hij, na het verlies van Tobago in december 1672, naar Suriname werd gezonden om als luitenant, commandant van het garnizoen, onder den luitenant-gouverneur P. Versterre dienst te doen. Na diens overlijden is hij in april 1677 als luitenant-gouverneur opgetreden en de opstanden, die op Tobago aan de orde van den dag waren geweest, zijn onder zijn bewind ook in Suriname begonnen. Men kan wel zeggen, dat de treurige toestand waarin eind december 1678 Heinsius de kolonie vond, aan Thisso's gebrek aan beleid te wijten was. Hij schijnt met de schepen die de nieuwe gouverneur brachten, naar Nederland te zijn teruggekeerd, althans na de plechtige overgave, waarbij de drie commissiebrieven (van den stadhouder, de Staten-Generaal en de Staten van Zeeland) werden voorgelezen, eerst aan de burgers en daarna aan de bezetting in het fort, hoort men verder niets van hem en kapitein Pleyster, die met Heinsius was uitgekomen, trad in zijn plaats op.’[2]
De Staten van Zeeland  kenden Thisso bij ordonnantie van 2 juli 1671 achterstallig traktement toe over de periode 11 juni 1667 tot 30 mei 1671.[3]

Pieter van Delle
Blijkens het adres op de brief was Pieter van Delle openbaar notaris in Vlissingen. Verder is geen informatie beschikbaar behalve dat uit de brief blijkt dat Thisso en Van Delle zwagers zijn.

Johan Bolle
De Staten van Zeeland benoemden in 1670 Johan Bolle, koopman te Vlissingen, tot secretaris van de geheele capitania van Suriname.[4]
Hij is overleden op 24 november 1671.

Alexander Batij
Alexander Batij was eerste klerk en nam na het overlijden van Johan Bolle diens functie van secretaris tijdelijk waar.[5]

Hugo Bogart (Boogaert)
Het schijnt dat Thisso was verwikkeld in een proces met ene Bogart, want in een brief van Thisso van 8 januari 16772 aan Abraham Musch is sprake van een dagvaarding in verband met Boogaert die ten stadhuize van Vlissingen zou liggen.[6]

Tobago
Gedurende de Tweede Engelse oorlog kreeg de kolonie het hard te verduren. Uitgeplunderd en nagenoeg ontvolkt lag Tobago daar toen Crijnssen met zijn Zeeuws eskader verscheen en het weer onder Zeeuws gezag bracht. Bij de Vrede van Breda (1667) bleef Tobago Nederlands, wat Lodewijk XIV als een gunst wenste te beschouwen. Tijdens de Derde Engelse Oorlog werd het eiland veroverd door de Britten en eerst bij de Vrede van Westminster (1674) teruggegeven. De erfgenamen van Adriaan en Cornelis Lampsins verkochten in 1676 hun eiland voor f 36.000,- aan de Staten van Holland en West-Friesland, die het onder toezicht stelden van de Admiraliteit van Amsterdam, al was de kolonie ook op dat moment door de Fransen bezet. Korte tijd daarna werd Tobago heroverd door het eskader van Jacob Binckes; deze kon zich echter door gebrek aan versterking niet staande houden tegenover een door Jean d'Estrées aangevoerde vloot. Het eiland werd bij de Vrede van Nijmegen (1678) niet aan de Republiek teruggegeven.

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabijgelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Noten
[1] Zie hierover: Nieuw Theologisch Tijdschrift (1916) p. 1 en Revue du XVIIIe siècle (Oktober 1916), beide artikelen van dr. J.C. van Slee.
[1] F.E. Mulert in: Herman Daniël Benjamins en Joh. F. Snelleman (red.) Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië (Den Haag/Leiden: Martinus Nijhoff 1914-1917).
[2] Zeeuws Archief, GIDS 102, Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692) inv. nr. 845 Aan Abel Thisso, vaandrig/commandeur op Tobago, later in Suriname, het restant van 34 heeremaanden van twintig dagen traktement volgens ordonnantie van 2 juli 1671: ‘Aen Abel Thisso als vendrich de somme van eenhonderttsestich ponden ses schel[lingen] negen gr[oo]t[en] Vl[aem]s over reste en voldoeninghe van XXXIIII heeren maenden van XX dagen tractement van den 11 junij 1667 tot den 30 meij 1671 bij ordonn[antie] van den 2e julij 1671 met bekentenisse hier overgedient. Dus 160 £ 6 s. 9 gr. Vl[aem]s’.
[3] TNA, HCA 30, inv.nr. 1059 I Bartholomeus de Looper Terneuzen 14 december 1671.
[4] R. Huybrecht in: Encyclopedie van Zeeland, 1982-1984.
[5] J.A. Schiltkamp De geschiedenis van het notariaat in het octrooigebied van de West-Indische Compagnie: voor Suriname en de Nederlandse Antillen tot het jaar 1964 (1964) 107.
[6] TNA, HCA 30, inv.nr. 1059 I Abraham Musch oud equipagemeester Vlissingen 8 januari 1672 FRA.

Bij deze context horen de volgende brieven: