Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Rede ParamariboDe rede van Paramaribo in het laatste kwart van de zeventiende eeuwDaniël Pets bevindt zich als opvarende onder schipper Claes Raes aan boord van de Goude Poort. Dat wil zeggen, waarschijnlijk heeft hij de brief laten schrijven. Onderaan laat kapitein Claes Raes de groeten doen aan zijn ouders, en vermoedelijk heeft hij de brief geschreven. Daniël laat op 11 januari 1672 aan zijn ouders in Middelburg weten dat nadat hij zijn brief al had geschreven hij aan boord van het schip van Raes is gekomen deze daarna nog twintig cocosnoten met Cornelis Bastiaensen heeft meegestuurd die van Daniël afkomstig waren en betstemd zijn voor zijn ouders. Ze zijn naar de vrouw van Raes gestuurd, die ze hen zal geven zodra ze gearriveerd zijn. Hij vraag ze dit klein presentje in dank aan te nemen: ‘Gelief het in danck aen te nemen de cleene geste.’Met kapitein Cornelis Berge zal hij proberen nog wat meer cocosnoten te versturen. Die zal binnen 3 tot 4 dagen naar Essequebo zeilen en vandaar naar huis. Zelf hoopt Daniël over drie maanden de retourvaart aan te vangen.

Familie Pets
De familie Pets was woonachtig aan de Dwarskaai, destijds een toplocatie, aan het eind van de Rouaansekaai, tegenover de Rotterdamsekaai. Een straatje waar zich destijds het mooiste huis van de stad, de Steenrotse, bevond. Cornelis Pets zelf was afkomstig van Axel. Op 23 december 1656 trouwde hij te Vlissingen met Sara Sterthemius uit Zierikzee. Hij was toen weduwe van Susanna Snoeck, met wie hij op 7 april 1640 te Vlissingen was getrouwd. Hij zal dus rond 1620 geboren zijn en na 1656 naar Middelburg zijn vershuisd. Hij werd in 1670 benoemd als Ouderling in de Gereformeerde Gemeente in Middelburg, waarop in 1674 een herbenoeming volgde. Cornelis Pets overleed op 1 maart 1677 en werd in de Koorkerk begraven.[1] Van diens zoon, Daniël werden geen gegevens gevonden.

FO071368Dwarskaai omstreeks 1870 met tweede van links, huis de Steenrotse, foto: I. Lamain, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 71368

Claes Raes
Claes Raes (Claeijs Ras) arriveerde op 21 december 1671 uit westelijk centraal Afrika in Suriname met het schip Goude Poort. Eerdere reizen waren in 1662 met het schip Vrede uit Loango naar het Frans Caribisch gebied, in 1665 met het schip Diamant uit Loango naar Basse-Terre (St. Kitts), in 1669 uit Hellevoetsluis via Mpinda naar Suriname. Een latere reis was in 1675 met het schip Goude Poort uit Loango naar Suriname. Claes Raes werd op 2 maart 1677 te Middelburg begraven.[2]

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabijgelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Noten
[1] ZA, toegang 511, Rekenkamer D, inv.nr. 59331; ZA, toegang 7357, Herv. Gem. Vlissingen, inv.nrs. 535, fol. 75 vs. en 536, fol. 92; F. Nagtglas, 'De algemeene kerkeraad der Nederduitsch-hervormde gemeente te Middelburg van 1574-1860' (Middelburg 1860) 80-81.
[2] ZA, toegang 511, Rekenkamer D, inv.nr. 59331, Begraaflijst Middelburg 1677.

Bij deze context horen de volgende brieven: