Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

Vlissingen dubbelhuizenDe ‘dobbelhuizen’ waar Willem en Jacob Kerckhove woonden, bevonden zich achter het Rondeel in Vlissingen.(cirkel)Kapitein Claes Raes schrijft op 13 januari 1672 vanaf het schip de Hoorn een brief aan Willem Kerckhove die bakker is. Deze woont in de ‘dobbelhusen’, ofwel de ‘dubbele huizen’, die achter het Rondeel waren gesitueerd en in de 18de eeuw werden afgebroken. Het was een dubbele rij huizen die met de achterzijde direct tegen elkaar stonden gebouwd. Ook Jacob Kerckhove ontving op dit adres post, in zijn geval van schipper Jan Diemensen.[1] die eind december 1672 eveneens met zijn schip te Suriname arriveerde. Vermoedelijk woonden beide broers dus op dit Vlissingse adres. Ook wordt in de brief vermoedelijk naar deze Jan Diemensen verwezen, die kennelijk met een een zus van beide broers was getrouwd. In de eerste zin wordt gesteld dat de brieventas van Diemensen al gesloten was en hij was weggezeild voordat Raes bericht ontving over de cocosnoten. Reden waarom hij het bericht nu met Cornelis Bastiaensen meestuurt. Raes verklaart de vracht betaald te hebben.
Overigens is het schip de Hoorn niet het schip van Raes zelf, maar vermoedelijk van een bevriende schipper. Zelf was Raes met het fregat de Goude Poort in Suriname gearriveerd.

Claes Raes
Claes Raes (Claeijs Ras) arriveerde op 21 december 1671 uit westelijk centraal Afrika in Suriname met het schip Goude Poort. Eerdere reizen waren in 1662 met het schip Vrede uit Loango naar het Frans Caribisch gebied, in 1665 met het schip Diamant uit Loango naar Basse-Terre (St. Kitts), in 1669 uit Hellevoetsluis via Mpinda naar Suriname. Een latere reis was in 1675 met het schip Goude Poort uit Loango naar Suriname. Claes Raes werd op 2 maart 1677 te Middelburg begraven.[2]

Jan Diemensen
Van Jan Diemensen zijn uit database slavevoyages drie reizen bekend: in 1668 met het schip Zeven Gebroeders van Cap Lopez naar Suriname, in 1670 met hetzelfde schip van Loango naar Suriname en in 1672 opnieuw, maar nu van Malembo naar Suriname (nrs. 44277, 44134 resp. 44148), waar hij op 21 december 1671 arriveerde. Jan Diemensen, laatstelijk gewoond hebbende aan de Kinderdijk te Middelburg, werd aldaar begraven op 14 maart 1675.[3]

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabijgelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Noten
[1] Zie brief HCA 30 1059 I Jacob van de Kerckhove de dubbele huijse Vlissingen 9 januari 1672.
[2] ZA, toegang 511, Rekenkamer D, inv.nr. 59331, Begraaflijst Middelburg 1677.
[3] ZA, toegang 511, Rekenkamer D, inv.nr. 59331, Begraaflijst Middelburg 1675.

Bij deze context horen de volgende brieven: