Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

St ChristoffelKaart van St. Christoffel (het huidige St. Kitts) uit 1729. De Zeeuwse nederzetting Caap Ster bevind zich in het uiterste noordwesten van het eiland, bron: Wikimedia CommonsJan Janse Bolle zendt op 6 december 1664 suiker vanuit Caep Ster, Suriname, naar François de Cliever in Middelburg en stuurt bovenstaande korte brief mee met daarin onderstaand het staatje van de verzonden hoeveelheid. De suiker wordt verzonden in 4 halve oxhoofden, en de indigo in één half oxhoofd. Alle worden verzonden zoals ‘links in margine’ gemerkt met de letters: FPCL. De transportkosten voor deze oxhoofden zijn ‘vier duijten p[e]r pont coopmanstarro-vrij.’ De oxhoofden worden verstuurd met het schip de Hoop van Middelburg van kapitein Jan Meijer.
Jan had François meer suiker willen sturen, maar door langdurige regenval is er geen suiker gemaakt. Hij hoopt dat er binnenkort weer suiker op de markt komt, zodat hij François in mei of juni een hoeveelheid kan sturen, als God hem ‘…behoude reijse gelieft te verleene.’ Jan wenst François de bescherming van God en met deze wens beëindigt hij zijn brief.

Johan Bolle
Op 21 mei 1665 bekrachtigden de Staten-Generaal zijn benoeming als commandeur op het eiland Tobago.[1] maar blijkens brieven van hem, was hij in 1664 nog actief op Kaap Ster te  Sint Christoffel (St. Kitts) om suiker te verkopen. Het bewijs ontbreekt dat hij de functie van commandeur daadwerkelijk heeft kunnen uitoefenen. De Staten van Zeeland benoemden in 1670 Johan Bolle, koopman te Vlissingen, tot secretaris van de geheele capitania van Suriname.[2] De Staten verstrekten hem een uitrustingstoelage. ‘Aen Jan Bolle gaende voor secretaris naer de provintie van Suriname, de somme van sesentsestich ponden derthien schellingen vier grooten Vlaems, eens, voor een toelegh tot uijtrustingh van sijn persoone volgens resolutie van de heeren van den Rade date deser, bij ordonnantie van den XXVen martii 1670 met bekentenisse hier overgedient, dus LXVI £ XIII s. IIII d. Vlaems’ (£ Vls. 66:13:4, ofwel 400 gulden).[3]
De Staten betaalden ook zijn verhuizing. ‘Aen Gerbrant Metman, doende de affaires van den secretaris Jan Bolle in Zername, de somme van derthien ponden thien schellingen Vlaems over het transporteren van eenige van desselfs goederen naer Sername bij attestatie ordonnantie van den 19 augustij 1671 met bekentenisse hier overgedient, dus XIII £ X schellingen Vlaems’ (81 gulden).[4] De Staten van Zeeland kregen klachten over zijn functioneren. Nicolas Combe stelde dat die kritiek onterecht was en dat Bolle een eerlijk man was. [5] Bolle overleed op 21 november 1671.[6]

De Tweede Engelse Oorlog (1665-1667)
Strenge scheepvaartwetten van de Britten, die onder meer export van Britse goederen naar niet-Britse landen door buitenlanders verboden, lagen ten grondslag aan de oorlog tussen de Republiek en Groot-Brittannië. Ook constante conflicten in de koloniale gebieden vormden hiervoor de aanleiding. Zo veroverden de Britten in 1664 Curaçao en Nieuw-Amsterdam en werden door Robert Holmes Nederlandse forten op de Afrikaanse kust ingenomen. De Ruyter, die op strafexpeditie naar Afrika en West-Indië werd gestuurd, heroverde deze forten weer. Een door de Staten-Generaal in oorlog geïnitieerde actie die tegenwoordig nogal eens volstrekt buiten de context wordt uitgelegd als zou De Ruyter hiermee bewust de slavenhandel en slavernij in stand gehouden hebben.
De oorlog werd vooral ter zee uitgevochten. De Britten namen 522 Nederlandse koopvaardijschepen buit. Tijdens deze oorlog zat het de Britten niet mee. In 1665 brak de pest uit in Londen en op 12 september 1666 woedde een grote brand in de stad. De eerste zeeslag, die van 13 juni 1665 in de Slag bij Lowestoft werd nog gewonnen door de Britten, maar in de Vierdaagse Zeeslag (11-14 juni 1666) trokken de Nederlanders aan het kortste eind. De Tweedaagse Zeeslag (4 augustus 1666) was wederom een overwinning voor de Britten, waarna Terschelling in de as werd gelegd. Raadpensionaris Johan de Witt revancheerde zich met een plan om de thuisbasis van de Engelse vloot aan te vallen. Tussen 19 en 24 juni 1667 voer een vloot onder De Ruyter de Thames op en vernietigde bij Chatham drie kapitale en tien andere oorlogsschepen en nam het vlaggenschip HMS Royal Charles op sleeptouw als buit mee naar de Republiek. Op 31 juli 1667 werd de Vrede van Breda gesloten tussen beide mogendheden.

St. Christoffel

Caap Ster St ChristoffelZicht op Caap Ster op St. Christoffel, het huidige St. Kitts, heden ten dage, bron: Google MapsSt. Christoffel heet tegenwoordig St. Kitts, ook bekend als Saint Christopher Island, gelegen in de Caribische Zee en behorend tot de Kleine Antillen. Blijkens onderzoek van Monique Klarenbeek naar onder meer 139 uit St. Christoffel afkomstige, gekaapte brieven bedreven Nederlanders daar handelsactiviteiten in de zeventiende eeuw.[7] De volgende citaten zijn afkomstig uit haar doctoraalscriptie uit 2006.
‘Phillippe de Longvilliers du Poincy, ridder in de Orde van Malta, sloot als gouverneur van St. Christoffel in 1640 een contract met kooplieden uit Middelburg voor de exclusieve handel op het eiland’ (...) ‘De handel op het eiland was grotendeels in handen van particuliere kooplieden uit de Republiek, net zoals overal in de Caraïbische wateren’. [8]
‘Het grootste deel van de Nederlanders op het eiland was mannelijk en slechts voor een korte periode op het eiland. Ze zijn onder te verdelen in twee groepen. Ten eerste waren er tenminste vijftien vermoedelijk jongere mannen die in opdracht van een koopman of handelshuis uit de Republiek voor enige tijd de zaken waarnamen op het eiland. Deze handelaren hoopten met enig kapitaal, ervaring en een zeker netwerk naar huis terug te keren’.
(…) ‘Ten tweede waren er de reizigers die hun eigen cargasoen begeleidden of die van familie of vrienden. Ze huurden een deel van het schip voor koopwaar die ze op het eiland wilden verkopen om na ontvangst van geld of retourgoederen weer naar de Republiek te vertrekken. Zij woonden niet op het eiland en bleven niet lang.[9]
‘Het waren vooral de Zeeuwen die actief waren in West-Indië, in de WIC, als kolonisten, in de kaapvaart en (…) als particuliere handelaren’.[10]
‘De door de Nederlanders gestimuleerde suikerteelt echter gaf de eilandeconomie pas echt een groeispurt’.[11] ‘Tabak, katoen en suiker waren met de verfstof indigo de exportproducten van het eiland.’[12]

‘Met hun wereldwijde handelsnetwerk en financiële steun droegen de kooplieden uit de Republiek in de eerste helft van de 17de eeuw in hoge mate bij aan de groei van de tabaks- en suikerteelt op het eiland. Door de lage vrachtkosten in de Republiek was het mogelijk verschillende soorten koopwaar tegen een redelijk prijs te leveren. De suiker en de tabak, waarmee de planters de koopwaar betaalden, zorgden voor een bloeiende tabaks- en suikerindustrie in de Republiek. Er bestond een intensieve handelsverbinding tussen de Republiek en het Frans-Engelse eiland, waarbij de schippers van de meer dan honderd Nederlandse schepen die het eiland jaarlijks aandeden, een belangrijke rol speelden. Zij behartigden de belangen van zowel de kooplieden in de Republiek als van de kooplieden op het eiland.
Vanaf 1664 veranderde de situatie, toen eerst Engeland en later Frankrijk met drastische protectionistische maartregelen kwamen om hun eigen handel te stimuleren ten koste van de Nederlandse kooplieden. Tegen de wil van de planters op het eiland werd de handel met de Nederlanders steeds meer aan banden gelegd’.[13]

Noten
[1] Nationaal Archief, OWIC 42 p. 129 en Albert Helman Waar is Vrijdag gebleven? Drie studies over een klein eiland (Zutphen, 1983) 30; Cornelis Ch. Goslinga The Dutch in the Caribbean and on the Wild Coast 1580-1680 (Assen, 1971).
[2] J.A. Schiltkamp De geschiedenis van het notariaat in het octrooigebied van de West-Indische Compagnie: voor Suriname en de Nederlandse Antillen tot het jaar 1964 (’s-Gravenhage, 1964) 107.
[3] ZA, GIDS102 Gids Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692) inv. nr. 773 Aan Jan Bolle, van Vlissingen, secretaris, een toelage volgens resolutie van de heren van de Rade volgens ordonnantie van maart 1670 f. 221v.
[4] ZA, GIDS102 Gids Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692) inv. nr. 909 Aan Gerbrant Metman, koopman te Vlissingen, gemachtigde van Jan Bolle, voor het transporteren van bagage en huisraad f. 241r.
[5] S. Zijlstra Anglo-Dutch Suriname: Ethnic interaction and colonial transition in the Carribbean, 1651-1682 (Amsterdam, 2015) 27.
[6] TNA, HCA 30 1059 I Daniël Fannius advocaat-fiscaal Staten van Zeeland Abdij Middelburg 9 januari 1672.
[7] M. Klarenbeek ‘Grutters op de Antillen: Particuliere kooplieden uit de Republiek op het eiland Sint Christoffel in de zeventiende eeuw’, in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 32/2 (2013) 20-37.
[8] M. Klarenbeek (a) ‘Grutters op de Antillen’ enz. p. 11.
[9] idem, 14.
[10] idem, 18.
[11] idem, 26.
[12] idem, 27.
[13] idem, 17, 45. 

Bij deze context horen de volgende brieven:

Bij deze context horen de volgende brieven: