Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting inhoud brief:
Plantage Valkenburg 1707 Rijksmuseum SK-A-4075Sinaasappelplantage in Suriname, olieverfschilderij Dirk Valkenburg, ca. 1707, collectie Rijksmuseum, AmsterdamAbel Thisso schrijft op 8 januari 1672 vanuit Suriname aan Abraham Musch in Vlissingen, zijn solliciteur en gemachtigde. Hij deelt mede dat hij op 22 december is aangekomen, kapitein Jan Andriessen op de 31e en schipper Voogd, met 46 paarden, op 2 januari. Zijn schip heeft maar zeven paarden aangevoerd, de rest was omgekomen als gevolg van storm in het Kanaal. Hij belooft met het schip De Biecorff een partij suiker te sturen.
Een deel van zijn koopwaar heeft hij al verkocht, maar nog geen betaling ontvangen.
Hij verzoekt Musch hem zo spoedig mogelijk allerlei goederen te zenden, waaronder voedsel en drank, gereedschap, schoeisel en stoffen.
Ook vraagt hij spullen te laten sturen die bij zijn gastvrouw zijn achtergebleven.
Verder verzoekt hij te informeren naar een dagvaarding die op het stadhuis ligt betreffende een proces met ene Boogaert. Het is hem niet mogelijk geweest iets naar Tobago of Essequebo te sturen, want kapitein Claes Raes verlangt achtduizend pond voor de huur van zijn bark.
Suriname begint zich te ontwikkelen, maar er is een groot tekort aan christelijke kolonisten en aan goede vaklieden zowel timmerlieden als metselaars en kuipers.
Hij zal 9 à 10 dagen varen opwaarts de rivier gaan om het onderkomen van Engelse raadsheren te bekijken en zal Torarica bezoeken, waar commandant (Pieter) Versterre met het hof zit.
De brief eindigt met de gebruikelijke groeten en een verzoek om wat doses orvietaan te sturen.


Abel Thisso
Eigenlijk Tyssot. Volgens Lettres choisies écrites depuis sa jeunesse jusqu’à un âge fort avancé à différentes personnes et sur toutes de sujets van mr. Simon Tyssot de Patot (La Haye 1727) was hij een achterneef van die schrijver (zie over deze: Nieuw Theol. Tijdschr. (1916) blz. 1 en Revue du XVIIIe siècle (okt. 1916), beide artikelen van dr. J.C. van Slee). Hij was vaandrig in dienst van de Staten van Zeeland, toen hij in 1668 door deze met soldaten en kolonisten naar Tobago werd gezonden, waar hij in april als ‘commandeur’ in functie trad. Ongetwijfeld was hij Fransman, die over Nederlanders als ‘flamands’ schreef en onze taal niet kende, in elk geval niet kon schrijven. Zijn beheer op Tobago liet, door gemis aan tact tegenover burgers, militairen en Indianen alles te wensen over. Dit belette niet dat hij, na het verlies van Tobago in december 1671, naar Suriname werd gezonden om als luitenant, commandant van het garnizoen, onder luitenant-gouverneur P. Versterre dienst te doen. Na diens overlijden is hij in april 1677 als luitenant-gouverneur opgetreden en de opstanden, die op Tobago aan de orde van de dag waren geweest, zijn onder zijn bewind ook in Suriname begonnen. Men kan wel zeggen dat de treurige toestand waarin eind december 1678 Heinsius de kolonie vond, aan Thisso's gebrek aan beleid is te wijten geweest. Hij schijnt met de schepen die de nieuwe gouverneur brachten, naar de Republiek te zijn teruggekeerd, althans na de plechtige overgave, waarbij de drie commissiebrieven (van de stadhouder, de Staten-Generaal en de Staten van Zeeland) werden voorgelezen, eerst aan de burgers en daarna aan de bezetting in het fort, hoort men verder niets van hem en kapitein Pleyster, die met Heinsius was uitgekomen, trad in zijn plaats op.[1]
De Staten van Zeeland  kenden Thisso bij ordonnantie van 2 juli 1671 achterstallig traktement toe over de periode 11 juni 1667 tot 30 mei 1671.[2]

Abraham Musch
Zoon van Bartholomeus Musch. Onderequipagemeester volgens de brief, later equipagemeester te Vlissingen 1676-1683, solliciteur en gemachtigde van Abel Thisso.[3]

Jan Andries(s)en
Jan Andriessen (in de brief Jean Andris), schipper/commandeur op het schip Aerdenburch is leverancier van goederen voor het garnizoen te Paramaribo. Er bestaat een rekening van hem voor leverantie van vlees ten dienste van het garnizoen volgens ordonnantie van 16 februari 1671.[4] Andriessen heeft eerder al een brief meegestuurd met schipper Soetelinck, deze komt vaker voor als bezorger van post van Zeeuwse brieven uit de West. De volgende rekening gericht aan Geleijn Blonckebijle bevindt zich in de archieven van Rekenkamer C van het Zeeuws Archief: ‘Aan Geleijn Blonckebijle, koopman te Vlissingen, boekhouder van de Biekorff van schipper Jacob Soetelinck en van het schip Fort Zeelandia, voor transport van vivres en ammunitie en voor leverantie van goederen aan de soldaten volgens ordonnantie van 17 december 1672’.[5]

Schipper Voogd
Blijkens een brief van 8 januari 1672 van Abrahan de Huijbert aan David Kemp in Middelburg was Vooght (in de brief Foocht) een Amsterdamse schipper. De lading van 52 paarden, waarvan er acht onderweg stierven, was afkomstig uit Noorwegen.[6]

Claes Raes
Claes Raes arriveerde in 1671 uit westelijk centraal Afrika in Suriname met het schip Goude Poort. Eerdere reizen waren in 1662 met het schip Vrede uit Loango naar het Frans Caribisch gebied, in 1665 met het schip Diamant uit Loango naar Basse-Terre (St. Kitts), in 1669 uit Hellevoetsluis via Mpinda naar Suriname. Een latere reis was in 1675 met het schip Goude Poort uit Loango naar Suriname.[7] Claes Raes werd op 2 maart 1677 te Middelburg begraven.[8]

Pieter Versterre
Pieter Versterre (Vlissingen, eerste helft v. 17e eeuw - Paramaribo, 22 maart 1677) was een Nederlands militair. Hij was vermoedelijk de zoon van Samuel Claes Versterre, boekhandelaar en stadsdrukker in Vlissingen. Pieter ging het leger in en vertrok in 1667 als vaandrig in het leger van de Staten van Zeeland naar Suriname dat in dat jaar door Abraham Crijnssen op de Engelsen veroverd was. In Suriname werd Versterre bevorderd tot commandeur van de troepen, eerst onder Crijnssen en daarna onder diens opvolger, Philip Julius Lichtenberg. Na het vertrek in 1671 van Lichtenberg werd Versterre aangesteld tot gouverneur ad interim.
In 1672 brak er weer oorlog met Engeland uit. Suriname werd door Engelse schepen afgesneden van de Republiek en het geld en voedsel raakten op. In 1673 werd de blokkade doorbroken door Cornelis Evertsen. Bij de Vrede van Westminster werd bepaald dat de Engelsen ongestraft de kolonie mochten verlaten. Hierdoor nam het aantal plantages sterk af. Versterre raakte, door zijn belangen in plantage Courcabo in conflict met de Engelse mede-eigenaar Jeronimo Clifford. De uittocht van plantage-eigenaren werd nog groter nadat de Staten van Zeeland de zondagsrust instelden. Hierdoor vertrokken ook veel Joodse plantage-eigenaren. Door het verlenen van gunsten en het uitvaardigen van verbodsbepalingen probeerde Versterrre de voortdurende emigratie van Engelsen en Joden tegen te gaan. Desondanks vertrokken vele planters naar Engels gebied, vooral door toedoen van gouverneur William Willoughby van Barbados; broer van Francis Willoughby, de eerste kolonisator van Suriname. De uittocht werd zo groot dat Versterre het vertrek van de Joden verbood met het excuus dat zij geen Engelsen waren.
Als gouverneur ondervond hij veel tegenwerking van de plantage-eigenaren nadat de Staten van Zeeland hem hadden opgedragen meer belasting te innen. Door het verblijf in de tropen nam de gezondheid van Versterre af en hij overleed in 1677 na zes jaar lang waarnemend gouverneur te zijn geweest. Zijn opvolger werd Abel Thisso, toen Raad van Politie. Na zijn dood stelde Nicolaas Combe een lijst op van achterstallige vorderingen. Volgens deze lijst had Versterre op grote schaal gezwendeld. In totaal had hij bij zijn overlijden een schuld aan het land van 345.171 pond suiker, vergelijkbaar met de waarde van twaalf goede plantages. Zo was hij eigenaar van de plantages Courcabo en Imotapi, maar had hij daarover nooit belasting betaald.[9]


Orvietaan

Orvietaan [van het Italiaanse orvietano, eigenlijk van Orvieto, de geboorteplaats van de uitvinder ervan], een uit kruiden en wortelen bereid vroeger vermaard tegengif, genoemd naar de stad Orvieto in de vroegere Kerkelijke Staat. Bij uitbreiding middel tegen allerlei kwalen.

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog

SK A 1716Het gevecht van Michiel Adriaensz de Ruyter tegen de hertog van York op de 'Royal Prince' tijdens de zeeslag bij Solebay, 7 juni 1672, gedurende de Derde Engelse Oorlog, olieverf op doek, Willem van de Velde de Jonge, ca. 1691, Collectie Rijksmuseum Amsterdam, SK-A-1716De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabijgelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Literatuur
*G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008).
*John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
*F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
*Nettie Schwartz, ‘Weggaan of blijven? Brieven uit Suriname van Zeeuwse landverhuizers in 1672’, in: Archief (2012) 93-150.
*H. den Heijer, ‘Over warme en koude landen. Mislukte Nederlandse volksplantingen op de Wilde Kust in de zeventiende eeuw‘, in: De Zeventiende Eeuw 21 (2005) 79-90.
*M. van Groesen, ‘Barent Jansz. en de familie De Bry. Twee visies op de eerste Hollandse expeditie ‘om de West’ rond 1600’, in: De Zeventiende Eeuw 21 (2005) 29-48.

Noten
[1] F.E. Mulert in: Herman Daniël Benjamins en Joh. F. Snelleman (red.) Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië (Den Haag/Leiden: Martinus Nijhoff, 1914-1917).
[2] ‘Aen Abel Thisso als vendrich de somme van eenhonderttsestich ponden ses schel[lingen] negen gr[oo]t[en] Vl[aem]s over reste en voldoeninghe van XXXIIII heeren maenden van XX dagen tractement van den 11 junij 1667 tot den 30 meij 1671 bij ordonn[antie] van den 2e julij 1671 met bek. hier overgedient. Dus 160 £ 6 s. 9 gr. Vl[aem]s’. Bron: Zeeuws Archief GIDS 102 Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692) inv. nr. 845 Aan Abel Thisso, vaandrig/commandeur op Tobago, later in Suriname, het restant van 34 heeremaanden van twintig dagen traktement volgens ordonnantie van 2 juli 1671.
[3] ZA, toegang 508, Rekenkamer C’, inv. nr. 35720 1ste rekening over 1676 en GIDS 102 Gids Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692) inv. nr. 917 Aan Abraham Musch, equipagemeester te Vlissingen en solliciteur en gemachtigde van Abel Thisso, voor leverantie van verschillende goederen voor het garnizoen op Tobago volgens ordonnantie van 12 mei 1671.
[4] ZA, Rekenkamer C, inv. nr. 1360, folionr. 242 r en v en acquitten, inv. nr. 1364a.
[5] ZA Rekenkamer C inv. nr. 1420, folionr. 275v en 276 r en acquitten inv. nr. 1424a.
[6] TNA, HCA 30 1059 I, brief aan David Kemp te Middelburg, 8 januari 1672.
[7]  Slave voyages, reisnrs. 44147, 44236, 44257, 44119 resp. 10156.
[8] ZA, toegang 511, Rekenkamer D, inv.nr. 59331, Begraaflijst Middelburg 1677.
[9] Benjamins, H.D. en J.F. Snelleman a.w. 713-714.
Dikland, F. Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667-1683 (S.l., 2003).
Dikland, F., Hest, C. van et al.  Surinaamse architectuurdocumentatie (Imotapi, 2011).
Kesler, C.K. ‘Duistere bladzijden uit de geschiedenis van Suriname’, in: De West-Indische Gids 1/nr. 1 (1930) 113–141.
Oudschans Dentz, F. ‘Eenige bladzijden uit het leven der commandeurs van Suriname’, in: De West-Indische Gids 24/nr.1 (1942) 161-180.
Oudschans Dentz, F. ‘De kolonisatie van Guyana’, in: De West-Indische Gids, 25/nr. 1 (1943) 248–254.
Wolbers, J. Geschiedenis van Suriname (Amsterdam: De Hoogh, 1861. Fotomechanische herdruk Amsterdam: Emmering, 1970) 106-107.

Bij deze context horen de volgende brieven: