Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Samenvatting inhoud

FO069440Tekening van het West-Indische Huis in de Lange Delft te Middelburg, ZB, Beeldbank Zeeland, recordnr. 69440Johannes d’Olijslager schrijft vanuit Suriname een brief aan WIC-bewindhebber Johan van de Poele. In de brief vertelt hij dat de secretaris Johan Bolle is overleden waarmee diens functie vacant is geworden. Johannes heeft belangstelling om deze functie over te nemen en verzoekt vriendelijk aan Jean van de Poele of hij zo vriendschappelijk wil zijn om Johannes voor te stellen aan de heren gecommitteerde raden, vandaar dat hij particulier schrijft omdat hij denkt dat de aanbeveling hem hierbij zou kunnen helpen. Om zijn aanbeveling te versterken benoemd hij dat hij de enige is die vanuit de provincie naar Suriname is gegaan en dat hij de Engelse en de Franse taal machtig is.
Verder laat Johannes weten dat de gouverneur hem bij de commissie van de West-Indische Compagnie heeft voorgedragen om naast Bastiaen Thissen de plaats van de heer Bolle waar te nemen en de uitstaande schulden in te vorderen. Om dit zo snel mogelijk te doen zou hij diezelfde dag de bewindhebbers schrijven, maar hij heeft nog niet alle schulden in beeld omdat de overleden heer Bolle door zijn ziekte wat achter was met zijn werkzaamheden.
Hij geeft aan dat hij met de vier personen die daartoe gecommitteerd zijn hoopt in de komende week dit af te kunnen ronden en met kapitein Cornelis Bastiaensen een generale lijst met daarop de uitstaande schulden mee te kunnen sturen.
Johannes geeft aan dat slaven hoognodig zijn in Suriname en dat de betalingen per dag zullen verbeteren, zodra er meer opbrengst van de plantages is. Dit blijkt al in de afgelopen tijd. Hij hoopt dat Suriname rustig mag blijven en dat er toevoer van inwoners zal komen, dan zal het een tweede Brazilië worden en waarmee Zeeland zeer goed zal kunnen handeldrijven.
Hij heeft inmiddels met Thissen de obligaties en papieren betreffende bepaalde posten uit het kantoor van de heer Bolle gehaald en alles nagekeken. Het blijkt dat enige posten zijn betaald, die niet afgeschreven zijn. Hierdoor is het niet mogelijk een generale lijst aan de WIC te sturen, voordat zij eerst alle debiteuren zijn nagelopen en die nog schulden hebben aangemaand.

Johannes d’Olijslager
Een Johannes d’Olijslager wordt vermeld in een weesakte van 4 mei 1639 van de weeskamer te Middelburg.[1] Johannes d’Olijslager, naar eigen zeggen afkomstig uit Middelburg, vertrok in 1671 met zijn gezin naar Suriname,[2], waar hij blijkens bovenstaande brief aankwam op 5 september 1671. Tot dat gezin behoorden de zoons Abraham en Daniël; een dochter Susanna was in Middelburg achtergebleven zoals we weten uit een brief van Daniël aan Susanna.[3]
Hij wilde daar een pottenbakkerij oprichten, waarvoor hij een vergunning had van de Staten van Zeeland, gedateerd 14 mei 1671, waarin zijn naam als Johannes Olislaeger wordt gespeld.[4] In december 1671 solliciteerde hij met brieven aan het provinciebestuur van Zeeland, pensionaris Pieter de Huybert en alle mogelijke andere bekenden naar de functie van secretaris van de kolonie Suriname, vacant geworden door de dood van Johan Bolle in november 1671; in die sollicitatie beriep hij zich op zijn kennis van Engels en Frans.[5]
'For people with an official function, such as the administrator but also the secretary of the colony, it was an advantage to be multilingual. People in Suriname were aware of the importance of these language skills. When Suriname's secretary Johan Bolle died in 1671, various people were eager to follow in his footsteps and claim this lucrative post. The recent arrival Johan d’Olijslager wrote to all the contacts he could think of in Zeeland to emphasize his desire to become secretary and explain why he was the best man for the job. One of the things he mentioned in several letters was his ability to speak both English and French, a testimony to the importance of both.’[6] 

Johan Bolle
Op 21 mei 1665 bekrachtigden de Staten-Generaal zijn benoeming als commandeur op het eiland Tobago.[7] Het bewijs ontbreekt dat hij de functie daadwerkelijk heeft kunnen uitoefenen. De Staten van Zeeland benoemden in 1670 Johan Bolle, koopman te Vlissingen, tot secretaris van de geheele capitania van Suriname.[8] De Staten verstrekten hem een uitrustingstoelage. ‘Aen Jan Bolle gaende voor secretaris naer de provintie van Suriname, de somme van sesentsestich ponden derthien schellingen vier grooten Vlaems, eens, voor een toelegh tot uijtrustingh van sijn persoone volgens resolutie van de heeren van den Rade date deser, bij ordonnantie van den XXVen martii 1670 met bekentenisse hier overgedient, dus LXVI £ XIII s. IIII d. Vlaems’ (£ Vls. 66:13:4, ofwel 400 gulden).[9]
De Staten betaalden ook zijn verhuizing. ‘Aen Gerbrant Metman, doende de affaires van den secretaris Jan Bolle in Zername, de somme van derthien ponden thien schellingen Vlaems over het transporteren van eenige van desselfs goederen naer Sername bij attestatie ordonnantie van den 19 augustij 1671 met bekentenisse hier overgedient, dus XIII £ X schellingen Vlaems’ (81 gulden).[10] De Staten van Zeeland kregen klachten over zijn functioneren. Nicolas Combe stelde dat die kritiek onterecht was en dat Bolle een eerlijk man was. [11] Bolle overleed op 21 november 1671.[12]



Claes Raes
Claes Raes (Claeijs Ras) arriveerde in 1671 uit westelijk centraal Afrika in Suriname met het schip Goude Poort. Eerdere reizen waren in 1662 met het schip Vrede uit Loango naar het Frans Caribisch gebied, in 1665 met het schip Diamant uit Loango naar Basse-Terre (St. Kitts), in 1669 uit Hellevoetsluis via Mpinda naar Suriname. Een latere reis was in 1675 met het schip Goude Poort uit Loango naar Suriname. Claes Raes werd op 2 maart 1677 te Middelburg begraven.[13]

Suriname Koffieplantage Marienbosch 1850 Willem de Klerk Rijksmuseum SK A 4087Suriname Koffieplantage Marienbosch 1850 Willem de Klerk Rijksmuseum SK A 4087

Jan Diemensen

Van Jan Diemensen zijn uit database slavevoyages drie reizen bekend: in 1668 met het schip Zeven Gebroeders van Cap Lopez naar Suriname, in 1670 met hetzelfde schip van Loango naar Suriname en in 1672 opnieuw, maar nu van Malembo naar Suriname (nrs. 44277, 44134 resp. 44148). Jan Diemensen, laatstelijk gewoond hebbende aan de Kinderdijk te Middelburg, werd aldaar begraven op 14 maart 1675.[14]



Jan Andries(s)en
Jan Andriessen, schipper op het schip Aerdenburch, was leverancier van goederen voor het garnizoen te Paramaribo. Er bestaat een rekening van hem voor leverantie van vlees ten dienste van het garnizoen volgens ordonnantie van 16 februari 1671.[15]

Jacob Soetelinck
Een Jacob Soetelinck wordt genoemd als lidmaat van de Nederduitsch gereformeerde kerk te Vlissingen in januari 1665 met het adres Vlamingstraat.[16]

De positie van Suriname aan de vooravond van de Derde Engelse Oorlog
De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) eindigde met de Tweede Vrede van Westminster. Suriname was reeds in 1667 door Abraham Crijnssen veroverd op de Engelsen. Op hun beurt hadden de Engelsen Nieuw-Amsterdam in bezit genomen. In 1673 werd het weer op de Engelsen heroverd, maar in het vredesverdrag stond dat deze kolonie definitief aan de Engelsen werd overgedragen en de Nederlanders (Zeeuwen) behielden Suriname. De Engelsen hadden aan de monding van de Suriname-rivier het houten fort Willoughby gebouwd. Dit werd versterkt met kanonnen en bemand met soldaten. Thorarica was niet langer de hoofdstad, deze werd verplaatst naar de omgeving van het Fort Zeelandia en werd Nieuw Middelburg (later Paramaribo) genoemd. De stad was daardoor makkelijker te verdedigen en het had een gunstiger ligging voor de handel. Na 1667, het einde van de Tweede Engelse oorlog, moesten de Engelse bestuurders het land verlaten. Het land werd evenals de plantages geplunderd. Veel planters werden gedwongen om met hun slaven te vertrekken naar het nabijgelegen St. Kitts. Wie bleef diende een eed van onderwerping aan het Zeeuwse gezag af te leggen. Deed men dit, dan bleef men dezelfde rechten houden die er onder het Engelse bestuur golden. De meeste planters vertrokken en het was zodoende lastig om met een paar honderd mensen van Suriname een winstgevende kolonie te maken. Het resulteerde er in dat Zeeland Suriname in 1682 aan de WIC verkocht. De Nederlanders waren ten opzichte van Nieuw-Amsterdam meer gebrand op Suriname omdat men er voor het maken van maximale winst en een zo goed mogelijke handel meer mogelijkheden zag. In Suriname lagen grote plantages waar Nederlanders veel producten verbouwden. De kolonie Nieuw-Amsterdam was niet gericht op verbouw van producten, slechts op de handel. Men vond het in die tijd daarom gunstiger om Suriname in handen te hebben. Er werd daar ook bauxiet gevonden en van deze grondstof verwachtte men veel: men dacht een grondstof monopolie in handen te hebben. Dat bleek een misvatting: bauxiet bleek (voorlopig) nog niet goed bruikbaar en werd pas veel later een belangrijk exportproduct.

Literatuur
*G.W. van der Meiden, Betwist bestuur. De eerste bestuurlijke ruzies in Suriname, 1651-1753 (Amsterdam, 2008).
*John H. de Beye, Torarica, de oude hoofdstad van Suriname (Zutphen, 2017).
*F. Dikland, Zeeuwse archivalia uit Suriname en omliggende kwartieren 1667 – 1683 (2003).
*Nettie Schwartz, ‘Weggaan of blijven? Brieven uit Suriname van Zeeuwse landverhuizers in 1672’, in: Archief (2012) 93-150.
*H. den Heijer, ‘Over warme en koude landen. Mislukte Nederlandse volksplantingen op de Wilde Kust in de zeventiende eeuw‘, in: De Zeventiende Eeuw 21 (2005) 79-90.
*Jan Marinus Linde, Surinaamse suikerheren en hun kerk: plantagekolonie en handelskerk ten tijde van Johannes Basseliers, predikant en planter in Suriname, 1667-1689 (Wageningen, 1966).
*Suze Zijlstra, ‘Corresponderen om te overleven. Het economische belang van persoonlijke brieven uit zeventiende-eeuws Suriname’, in: Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 31/I (2012) 27-41.

Noten
[1] ZA, toegang 10, Rechterlijke, Weeskamer en Notariële Archieven Zeeuwse Eilanden (RAZE), 1456-1811 (1852) inv. nr 115a Weesakten Middelburg 1633-1639.
[2] TNA, HCA 30 inv. nr. 1059 I, brief aan Justus de Huijbert secretaris Staten van Zeeland Abdij Middelburg, 9 januari 1672.
[3] TNA, HCA 30 1059 I, brief aan Susanna d' Olijslager Middelburg, 10 januari 1672.
[4] ZA, toegang 2, Staten van Zeeland en Gecommitteerde Raden, (1574) 1578-1795 (1799) inv. nr. 1677, fol. 68v. Register van octrooien Staten van Zeeland deel II (1650-1715).
[5] TNA, HCA 30 inv. nr. 1059 I, brief aan Pieter de Huijbert pensionaris Staten van Zeeland Abdij Middelburg, 14 december 1671.
[6] L.H. Roper (red.), The Torrid Zone: Caribbean Colonization and Cultural Interaction in the Long Seventeenth Century (Columbia (SC): University of South Carolina Press 2018).
[7] Nationaal Archief, OWIC 42 p. 129 en Albert Helman Waar is Vrijdag gebleven? Drie studies over een klein eiland (Zutphen, 1983) 30; Cornelis Ch. Goslinga The Dutch in the Caribbean and on the Wild Coast 1580-1680 (Assen, 1971).
[8] J.A. Schiltkamp De geschiedenis van het notariaat in het octrooigebied van de West-Indische Compagnie: voor Suriname en de Nederlandse Antillen tot het jaar 1964 (’s-Gravenhage, 1964) 107.
[9] ZA, GIDS102 Gids Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692) inv. nr. 773 Aan Jan Bolle, van Vlissingen, secretaris, een toelage volgens resolutie van de heren van de Rade volgens ordonnantie van maart 1670 f. 221v.
[10] ZA, GIDS102 Gids Staten van Zeeland en Suriname, 1667-1684 (1692) inv. nr. 909 Aan Gerbrant Metman, koopman te Vlissingen, gemachtigde van Jan Bolle, voor het transporteren van bagage en huisraad f. 241r.
[11] S. Zijlstra Anglo-Dutch Suriname: Ethnic interaction and colonial transition in the Carribbean, 1651-1682 (Amsterdam, 2015) 27.
[12] TNA, HCA 30 1059 I Daniël Fannius advocaat-fiscaal Staten van Zeeland Abdij Middelburg 9 januari 1672.
[13] ZA, toegang 511, Rekenkamer D, inv.nr. 59331, Begraaflijst Middelburg 1677.
[14] ZA, toegang 511, Rekenkamer D, inv.nr. 59331, Begraaflijst Middelburg 1675.
[15] ZA, toegang 508, Rekenkamer C, inv.nr. 1420, folionr. 275v en 276r en inv.nr. 1424a, acquitten.
[16] DTBL Vlissingen 23 (NG Lidmatenregister 1654-1672) Register K 483, f. 86.

Bij deze context horen de volgende brieven: