Wat zoek je in de Digitale Collectie Zeeland?

Inhoud brief

WapenRaketFamiliewapen van Raket, ca. 1795, bron: ZA, 1854 Verzameling Handschriften, inv.nr. 1982.20

Vlissingen, 3 december 1780: P. Spieringh schrijft zijn (zwager?), Mattheus Petrus Raket, dat hij ernstige twijfels heeft over de tijdige bezorging van een pakket brieven dat hij hem wil toesturen per schip, d’Held Woltemade. De vorst is eerder dan gewoonlijk opgekomen en om geen enkel risico te lopen dat het retourschip vast zal komen te liggen in de bevroren wateren, heeft hij het pakket alvast per landpost naar Amsterdam gestuurd, waar het vervolgens met bovengenoemd schip meegenomen zal worden naar Jaffna (Colombo). Deze post is inderdaad aangekomen, want is pas buitgemaakt toen deze weer retour naar de Republiek ging en in de persoonlijke bezittingen van de ontvanger is aangetroffen door de Britten.
Het zal voor Mattheus Raket prettig zijn te weten dat zijn zoon op 11 september veilig aan is gekomen en wat de brieven aangaat: mocht Mattheus het pakket niet tijdig ontvangen, wil hij dan contact opnemen met de heer gouverneur Mallabaars en de heer commandeur Jassina Puthams om hen de reden van het oponthoud kenbaar te maken; in dat laatste geval zullen Spiering en zijn mensen in Amsterdam, er alles aan doen om het pakket alsnog verstuurd te krijgen met het schip Willem de Vijfde, wat wel meerdere weken duren kan.
Behalve het pakket brieven zullen ook twee kassen frontignac en een kas seck (twee wijnsoorten uit Zuidwest-Frankrijk en Jerez in Zuid-Spanje) naar Mattheus worden meegestuurd door de heer Versee. Deze kassen zullen voor rekening van Spieringh zijn, mits ze half of geheel geaccepteerd worden door de heer commandeur.
Jan (Rakets zoon?) is op dit moment nog gezond, welvarend en niet minder wild en door zijn levendige aard zal hij niet snel vervallen tot hypochondrie. Spieringh sluit zijn brief af met een beleefdheidsgroet.

Pieter Spieringh
Pieter Spieringh was in 1765-66 schepen van de stad Vlissingen. In 1768 kocht hij op 1 maart een huis in de Walstraat van Machiel Obijn voor 66 Pond Vlaams (396 gulden), maar het is onduidelijk of dit ook zijn woonadres was. [3]

De Vierde Engelse Oorlog in de Oost

Saldanhabaai Bron: wikimedia: By Pipples91 - Own work, CC BY-SA 4.0Saldanhabaai Bron: wikimedia: By Pipples91 - Own work, CC BY-SA 4.0

Het postvervoer van de VOC geschiedde rond de tijd van de Vierde Engelse Oorlog nog met de retourschepen van de compagnie, al werd in crisissituaties een enkele maal al gebruik gemaakt van jachten of pakketboten, een ontwikkeling die pas na 1780 structureel werd. Op de brieven zat nog geen port. De invoering van stempels waarop dit werd geheven en transport in speciale brievenkisten en via pakketvaart werd pas na 1783 geïnitieerd. Er was ook een postroute over land door het Midden-Oosten en via Italië, maar deze was zeer risicovol.
Groot-Brittannië had de Republiek op 20 december 1780 de oorlog verklaard. Dit met name naar aanleiding van de smokkelhandel met wapens vanuit het West-Indische eiland St. Eustatius naar de opstandige Amerikanen die zich onafhankelijk hadden verklaard van Groot-Brittannië. Ook het onderscheppen van een handelsovereenkomst tussen het gewest Holland en de Verenigde Staten (het zogenaamde ‘preparatoirlijk tractaat’) zette kwaad bloed. De uiteindelijke beslissing van de Republiek om zich aan te sluiten bij het Verbond van Gewapende Neutraliteit met Rusland en de Scandinavische landen, was de druppel die de emmer deed overlopen. Op de Noordzee wemelde het spoedig van de Britse marine- en kaperschepen, maar in West-Indië veroverden de eerste Britse troepen pas in februari 1781 de eerste Nederlandse bezittingen. In Oost-Indië duurde het bijna een half jaar voordat men op de hoogte was van het uitbreken van de oorlog.
Een eskader Britse schepen onder commodore George Johnstone werd eropuit gestuurd de Nederlandse Kaapkolonie te veroveren. Frankrijk kwam achter de plannen van deze missie en stuurde admiraal Bailli de Suffren uit om dit te dwarsbomen. Op 16 april 1781 ontmoetten beide vloten elkaar bij de Kaapverdische Eilanden, wat resulteerde in de slag om Porto Praya.

Suffren zeilde naar Kaap de Goede Hoop, terwijl Johnstone in Porto Praya achterbleef voor herstelwerkzaamheden. Het resultaat was dat Johnstone op een zeer goed verdedigde kolonie stuitte toen hij daar in juli aankwam. Hij besloot niet aan te vallen. Uit voorzorg hadden de Nederlanders hun vloot, beladen met goederen, westwaarts gestuurd en waren in de Saldanhabaai voor anker gegaan. Ze hadden orders in geval de Britten zouden opdagen, hun schepen in brand te steken en te doen zinken. Helaas waren ze niet erg waakzaam. Een van Johnstone’s fregatten, die de Franse driekleur voerde, onderschepte een Nederlandse koopvaarder, die de baai een dag tevoren richting het Oosten had verlaten. Dit schip was de Held Woltenmade onder kapitein Vrolijk. Hierdoor wist Johnstone waar de Nederlandse vloot zich ophield.

Johnstone kreeg op 21 juli 1781 de Nederlandse vloot in het vizier en voer de Saldanhabaai binnen, terwijl hij de Franse vlag voerde. Toen hij de Britse vlag hees, opende hij het vuur en verraste daarbij de Nederlanders compleet. De Nederlanders konden niet ontsnappen en besloten hun schepen liever te vernietigen, dan ze in Engelse handen te laten vallen. Daarom kapten ze de ankertouwen, verwijderden hun topzeilen en probeerden hun schepen te laten stranden. Toen dit was gedaan, trachtten ze hun schepen in brand te steken. Het lukte de Britten echter om de vuren te blussen, en de schepen de Dankbaarheid, Parel, Honkoop en Hoogkarspel werden in beslag genomen. Het schip de Middelburg brandde wel hevig en explodeerde. De lading van de schepen vertegenwoordigden een waarde van 3,3 miljoen gulden.[1] Er waren weinig Nederlandse slachtoffers en aan Engelse zijde zelfs niet één. De Britten stuurden de in beslag genomen schepen door naar Engeland. Slechts twee bereikten hun bestemming. Een Frans fregat viel de Hoogkarspel aan, maar deze wist te ontsnappen naar Mount’s Bay, voor de kust van Cornwall, vanwaar ze verder werd begeleid. Ook de Parel werd door twee Franse schepen aangevallen, maar ook zij wist te ontsnappen. De Dankbaarheid en de Honkoop gingen verloren. Het is niet duidelijk of dit het gevolg was van vijandelijkheden of van de grillen van de zee.
De Britten hadden de Dankbaarheid en de Honkoop verzekerd, zodat ze ondanks het verlies van beide schepen toch hun voordeel haalden uit het verzekeringsgeld. De meeste brieven bevonden zich aan boord van de Dankbaarheid, een schip van de VOC-kamer Rotterdam onder bevel van Hendrik Steedsel, dat op 20 januari 1781 vanuit Bengalen vertrok en van 25 april tot 13 mei bij Kaap de Goede Hoop verbleef. De brieven afkomstig uit de Dankbaarheid zijn met een Brits schip meegenomen naar Engeland. Het schip de Parel werd door de Britse kooplieden Charles en Edward Hague verkocht aan de Vlissingse handelsfirma Johannes Louijsse en Zoon, die het vervolgens weer doorverkocht aan de kamer Zeeland van de VOC. Deze had namelijk meerdere schepen verloren tijdens de oorlog.[2]

Literatuur
*Johan Francke, Al die willen te kaap’ren varen. De Nederlandse commissievaart tijdens de Vierde Engelse Oorlog, 1780-1784 (Zutphen, 2019).
*Willem de Bruin, De Gouden Rots. Hoe op St. Eustatius wereldgeschiedenis werd geschreven (Amsterdam, 2019).
*Barbara Tuchman, Het eerste saluutschot. De Amerikaanse vrijheidsstrijd en de Republiek (Houten, 1988).

Noten
[1] Perry Moree, Met vriend die God geleide. Het Nederlands-Aziatische postvervoer ten tijde van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (Zutphen, 1998) 79.
[2] Idem, 78-80.
[3] ZA, toegang 7475 Magistraat en gemeentebestuur Vlissingen, inv.nr. 14, Jona Willem te Water … en toegang 511, Rekenkamer D, inv.nr. 69741. Transport Onroerend Goed, 1 maart 1768.

Bij deze context horen de volgende brieven: